Freiherr von, Oostenrijks oriëntalist (Graz 9 Juni 1774 - Wenen 23 Nov. 1856), werkte mede aan de uitgave van het Arabisch-Perzisch-Turks lexicon van Meninski. In 1799 ging hij als tolk naar de internuntius te Constantinopel, die hem belastte met een zending naar Egypte.
Als tolk en geheimschrijver nam hij deel aan de veldtocht onder admiraal Sidney Smith tegen Menou en vertrok 1801 naar Engeland. Na zijn terugkeer te Wenen (1802) vervulde hij verscheidene diplomatieke functies in het Nabije Oosten en te Wenen en werd in 1835 nadat hij de goederen der gravin von Purgstall in Stiermarken verkregen had, in de stand der vrijheren opgenomen. Zijn hoofdwerk is zijn hieronder vermelde geschiedenis van het Osmaanse Rijk.Bibl.: Des Osmanischen Reichs Staatsverfassung und Staatsverwaltung (2 dln, 1814); Constantinopolis und der Bosporus (2 dln, 1821); Geschichte des Osmanischen Reichs (10 dln, 1827-1835; 2de dr., 4 dln, 1834-1836, hoofdwerk); Geschichte der Assassinen (1818); Geschichte der Ilchane (1843); Geschichte der Chane der Krim (1856); Geschichte der schonen Redekünste Persiens (1818); Geschichte der osmanischen Dichtkunst (4 dln, 1836-1838); Literaturgeschichte der Araber (dl 1-7, 1850-1857).
Lit.: C. Schlottmann, J. v. H. P. (1857); W. Bietak, Gottes ist der Oriënt, Gottes ist der Okzident (1948).