Spaans dichter (Valladolid 21 Febr. 1817-Madrid 23 Jan.1893), leidde een veelbewogen zwerversbestaan en werd als 20-jarige op slag beroemd toen hij bij de begrafenis van Larra aan de geopende groeve een zeer pathetisch dichtwerk reciteerde (1837). Met deze daad plaatste hij zich aan het hoofd van de dichters van zijn tijd.
In 1854 vertrok hij naar Mexico, waar keizer Maximiliaan hem kort daarop de leiding van het Teatro Nacional toevertrouwde. In 1866 keerde hij naar zijn vaderland terug. In 1882 deed hij zijn intrede in de Kon. Spaanse Academie. Te Granada werd hij plechtig tot dichter gekroond.Zorrilla heeft als dichter en als dramaturg lauweren geoogst. Als dichter legde hij zich meer toe op de epische poëzie in romantische trant dan op de lyriek. Hartstochtelijk bewonderaar van de historie en de legenden van zijn land, koos hij hier de stof voor zijn epen. Vooral van de Spaanse legenden maakte hij mooie dichterlijke bewerkingen. Zijn Leyendas hebben Zorrilla bij het publiek een grote populariteit bezorgd.
Als dramaturg is Zorrilla misschien nog belangrijker dan als episch dichter. Hij beschikte over een levendige verbeelding om de sfeer te scheppen, waarin zijn historische en legendarische figuren zich bewogen. Ook de handeling boeit de aandacht terstond. Het belangrijkste drama is Don Juan Tenorio (1844), dat een nieuwe versie van de legende van Don Juan behandelt en dat nog telken jare begin Nov. in de Spaanse schouwburgen wordt opgevoerd.
Van de andere dramatische werken noemen wij Elpunal del godo (1842), El zapateroy el rey (1841) en Traidor, inconfeso y mártir (1849).
Bibl.: Obras completas, in 4 dln (Madrid 1905); Poesias, ed. y notas de N. Alonso Cortés, in: Clds. Castell., dl 63 (Madrid 1935).
Lit.: F. Rodriguez Marin, Z., comentador póstumo de sus biógrafos (Madrid 1934); N. Alonso Cortés, Z. (1943).