Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Joos van CLEVE

betekenis & definitie

Vlaams schilder (ca i4go Antwerpen 1540 of 1541), in de Liggeren van het kunstenaarsgenootschap te Antwerpen vermeld als „Joos van der Beke, die men heet van Cleve” en „Joos van Cleve, alias van der Beke”, moet ca 20 jaar oud geweest zijn, toen hij (1511) aangenomen werd in dit kunstenaarsgenootschap. Hij werd reeds in 1519 deken, en opnieuw in 1525.

Guicciardini zegt dat hij aan het hof van Frankrijk portretten schilderde. Hij reisde misschien naar Genua. Meest verbleef hij te Antwerpen, waar hij in Nov. 1540 zijn testament opstelde. Lange tijd werd zijn werk vermeld onder de noodnaam Meester van de Dood van Maria, naar zijn beide werken met dit onderwerp, in de musea te Keulen en te München.

Op sommige van zijn werken vond men J.B., en op een copie te Napels zelfs: Jo(ost van der) B(eke) Cleve, en zo werd deze meester als Joos van der Beke vereenzelvigd. Hij kan beschouwd worden als een van de beste Vlaamse schilders van de Renaissance te Antwerpen, naast zijn tijdgenoot Quinten Matsys, die hem echter in de opvatting, niet altijd in de uitvoering overtreft. Zijn voornaamste werken zijn van religieuze aard, maar hij muntte ook uit in de portretkunst. Zijn stijl is zeer verzorgd, verfijnd en sierlijk in de vorm, teer in de kleur, delicaat in de penseelvoering.PROF. DR LEO VAN PUYVELDE

Lit.: F. J. van den Branden, Gesch. Antw. Schilderkunst (1883), 128; E.

Firmerich Richartz, Ztschr. f. bild. Kunst, N.F. V, (1894); L. Baldass, Joos van Cleve, (1925); G.

J. Hoogewerff, La Revue d’Art (1928); 6; Fr. Winkler, Die Altniederl. Malerei (1924)» 245; M.

J. Friedländer, Die Altniederl. Malerei, IX (1931), 20.

< >