(Lauritz Idemil), Noors romanschrijver (Eker 6 Nov. 1833 - Fleskum 5 Juli 1908), was te Oslo op de beroemde „Studentenfabriek” van Heltberg, in dezelfde tijd als Bjornson, Ibsen en Vinje, voor de universiteit opgeleid. In 1859 vestigde hij zich als advocaat in Kongsvinger, maar werd in 1868 geruïneerd door houtspeculaties en moest in Oslo van zijn schrijversinkomsten leven.
Zijn frisse beschrijvingen van het Noorse leven te land en te water, verbonden met diepe psychologische blik en levendige verteltrant, deden hem weldra de gunst van het publiek winnen. Sinds 1882 was hij te Parijs gevestigd, waar hij voor zijn vrijzinnige gedachten ruim voedsel vond. In de jaren tussen 1880 en 1890 was hij op het toppunt van zijn kunst en zijn roem; uit deze tijd stamt ook Familjen paa Gilje, uitmuntend als beschrijving van een vroegere cultuurperiode en door het poëtische karakter. In het jaar 1890 komt er een kentering in zijn kunst; de oude meer fantastisch-mystiek gekleurde stemmingskunst, die door het sterkere en vastere realisme van de jaren 1880—1890 was onderbroken, breekt nu weer sterker te voorschijn, bijzonder in de bundel Trold.Bibl.: Den Fremsynte (1870); Lodsen og hans Hustru (1874); Rutland (1880); Gaa paa! (1882); Livsslaven (1883); Familjen paa Gilje (1883); En Malstrom (1884); Otte fortaellinger (1885); Kommandorens Dotre (1886); Et Samliv (1887); Maisa Jons (1888); Onde Makter (1890); Trold (2 dln, 1891-1892); Niobe (1893) J Naar Sol gaar ned (1895); Dyre Rein (1896); Faste Forland (1899); Naar Jerntaeppet falder (1901); Ulfungeme (1903); Osten for Sol, Vesten for Maane og bagom Babylons Taam (1905); Samlede Vaerker (14 dln, Kobenhavn 1902-1904).
Lit. Arne Garborg, Jonas Lie (Kristiania 1893); Erik Lie, J. L. Oplevelser (Kristiania 1908, Duitse vert., 1909); Idem, J. L. En livsskildring (1933).