Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

John henry NEWMAN

betekenis & definitie

Engels theoloog (Londen 21 Febr. 1801 - Birmingham 11 Aug. 1890), studeerde te Oxford, waar hij in 1822 Fellow aan het Oriel-College werd. In 1825 ontving hij de Anglicaanse wijdingen.

In 1828 tot vicar, in 1831 tot officieel predikant van de Universiteitskerk benoemd, nam hij in zijn denken sedert 1833, na een reis naar de Middellandse Zee en de ontmoeting met John Keble, een richting, die hem in de leiding van de Oxford Movement bracht. Deze beweging, die de invloed der Romantiek vertoont, poneerde met grote nadruk het katholieke karakter van de Anglicaanse kerk: haar bezit van de Apostolische successie, haar overeenstemming met de leer en de traditie van de Oude kerk der eerste eeuwen. De Reformatie had deze katholiciteit wel is waar verduisterd, maar niet vernietigd. Rome evenwel was zelf een afwijking van de ware katholieke kerk, voor zover het pausdom het Romeinse katholicisme, dat samen met de Oosters-orthodoxe en de Anglicaanse kerk de drie grote takken van de Christelijke kerk vormde (de zgn. Branch Theory), de Roomse kerk als enige legitieme opvolgster van de oorspronkelijke kerk beschouwde. Inderdaad zijn in de geschiedenis van de Anglicaanse kerk dergelijke voorstellingen levend geweest, reeds bij William Laud en de Non-Jurors.

Met verschillende geestverwanten, onder wie Edward Pusey (na Newman’s overgang tot het Rooms-Katholicisme de leider van deze katholiserende beweging, speciaal in ritualistische richting), begon Newman de publicatie van de Tracts for the Times, waarvan hij zelf een derde deel schreef en die groot opzien baarden, totdat Newman in het 90ste tractaat (1841) trachtte aan te tonen, dat de 39 Artikelen der Anglicaanse kerk, die haar confessie vormen en een Reformatorisch karakter dragen, in overeenstemming waren met de besluiten van het Trents Concilie. De bisschop van Oxford verbood daarop verdere publicatie. Voor sommige Tractarians werd daardoor de laatste band met de Anglicaanse kerk doorgesneden; zij gingen over naar Rome. Na een moeilijke innerlijke strijd trad ook Newman, die zich uit zijn universitaire arbeid teruggetrokken had in Littlemore, tot de R.K. kerk toe (1845); Keble en Pusey volgden hem niet. Na zijn bekering trok hij naar Rome, waar hij in 1847 tot priester werd gewijd. Hij trad toe tot de Oratorianen van St Philippus Nerius; in Birmingham stichtte hij een Oratorium, waarvan hij de eerste overste werd; daar heeft hij het overige deel van zijn leven gesleten, en daar is hij ook overleden.

Alleen in de jaren 1851-1858 heeft hij daarbuiten gearbeid, aan de opbouw van de R.K. Universiteit van Dublin, waaraan zijn voortreffelijke studie Idea of an University (1852) is ontsproten. Hij heeft van zijn werk in Ierland weinig genoegen beleefd; zodra hij ontdekte, dat het project niet bedoeld was als de oprichting van een R.K. universitair centrum in Engeland, maar als politiek wapen, trok hij zich wederom te Birmingham terug. In Engeland van niet-Katholieke zijde vaak heftig bestreden, zijn polemiek met Charles Kingsley heeft geleid tot zijn prachtige Apologiapro Vila Sua (1865), bij sommige R.K. leiders verdacht (vooral kardinaal Manning, zelf convertiet, heeft daarbij een kwade rol gespeeld), heeft hij veel tegenwerking en eerst laat erkenning gevonden; pas na de dood van Pius IX, die door Manning in dit opzicht beïnvloed werd, heeft Leo XIII hem tot kardinaal verheven (879).De betekenis van Newman voor de R.K. kerk in Engeland is zeer groot; zijn invloed is onzienlijker begonnen en langzamer gegroeid, maar van veel groter intrinsieke, en ten slotte ook extrinsieke waarde dan die van de kerkpoliticus Manning. Zijn persoonlijkheid met haar ascetische en innerlijkhartstochtelijke aspecten, zijn diep en subtiel denken en zijn kinderlijkheid en deemoed geven hem een plaats onder de grote geestelijke gestalten van de 19de eeuw. Nog steeds is zijn invloed groeiende, niet alleen in Engeland, waar zijn denken van actueel belang is voor de problematiek van het Anglo-Katholicisme in de Anglicaanse kerk, en evenzeer voor het Rooms-Katholicisme, maar ook buiten Engeland. Voor verschillenden is hij de man wiens arbeid niet-Rooms-Katholieken beïnvloed heeft en tot de R.K. kerk heeft bekeerd.

PROF. DR C. W. MÖNNICH

Bibl.: Beh. de reeds genoemde werken: Parochial and Plain Sermons, 8 dln (1834-1842); Lyra Apostolica (1834; gedichten); Discussions and Arguments (1836); St Athanasius, 2 dln (18411844); On the Development of Christian Doctrine (1845); Tracts Theological and Ecclesiastical (1843); Loss of Gain (1848); Discourses adressed to Mixed Congregations (1849); Letters on Certain Difficulties Felt by Anglicansin Submitting to Rome (2 dln, 18501865); Sermons on Various Occasions (1850). Zijn verzamelde werken (in 37 dln) uitgegeven 1868-1896.

Lit.: Uit de onoverzienbare literatuur worden genoemd: E. Przywara en O. Karrer, Kard. J. H. Newmans Christentum, 8 dln (1912); J.

H. Gunning J. Hzn, J. H. kardinaal N. (Amsterdam 1933); W. H. v. d. Pol, De Kerk in het leven en denken van Newman, diss.

Utrecht (1936); G. J. de Vogel. Newmans gedachten over de rechtvaardiging (Wageningen 1939).

< >