(Torrington, Conn., 9 Mei 1800-2 Dec. 1859) is een der voorvechters geweest van de vrijverklaring der negerslaven in Noord-Amerika. Hij behoorde tot een puriteinse familie in Connecticut en werd opgeleid tot predikant, maar dit beroep beviel hem evenmin als de vele andere, die hij beoefende, totdat hij als landbouwer in Noord-Elba terechtkwam.
In 1853 ging hij van daar met enigen zijner zoons naar Kansas, waar toen de strijd over de afschaffing der slavernij fel gevoerd werd. Men had nl. bepaald, dat deze streek als territorium werd erkend met het recht de slavernij toe te laten, terwijl het gebied toch lag ten N. van de slavengrens, vastgesteld bij het Missouri-compromis, terwijl bovendien door de voorstanders der slavernij was doorgedreven, dat Kansas later bij zijn erkenning als staat, zelf zou mogen beslissen of het „vrij” zou zijn (d.w.z. slavernij wel toegelaten) of niet. In de jaren na 1854 ging het er dus om, of de meerderheid der bewoners vóór of tegen slavernij zou zijn en van beide zijden werd geweld gebruikt om die meerderheid te forceren. Daaraan heeft Brown met zijn zoons een werkzaam aandeel gehad: hij leidde gewapende aanvallen op slavenhouders, wraaknemingen over gewelddaden van slavernijvoorstanders, stichtte blokhuizen, waarin weggelopen slaven een onderdak konden vinden enz.Vele doden en gewonden vielen daarbij, maar de zaak werd ruchtbaar en dat was zijn doel; het meest bereikte hij dit door een, met enkele gewapende mannen, uitgevoerde overrompeling van een staatsarsenaal (Harper’s Ferry, 16-17 Oct. 1859).
Hij werd echter spoedig overwonnen door de troepen van de Unie, werd gewond en gevangengenomen. Zijn proces was kort en eindigde met zijn veroordeling (wegens moord en aanslag op staatseigendom) tot de dood door de strop (1859). Dit proces gaf grote bekendheid aan de hele strijd en voortaan werd Brown als martelaar geëerd. Tot zijn gewelddaden werd hij gebracht door zijn godsdienst en de overtuiging van het goed recht der slavenbevrijding, en door zijn mening, dat men met de slappe werkwijze der „abolitionists”van-het-woord niets bereikte.
Lit.: R. Warren, John Br. (1929); H. P. Wilson, John Br. (1913); R.
J. Hinton, John Br. and his men (1894.).