de kerkhervormer van Gelderland (Zoller, Gulik, 1545 - Arnhem 22 Nov. 1615), studeerde te Heidelberg. Zijn vader heette Puts en de traditie zegt, dat de Heidelbergse hoogleraar Ursinus hem aanbeval, de put door een fontein te vervangen en de naam Fontanus aan te nemen, hetgeen geschiedde.
Na enige predikantspractijk in de Paltz, met ervaring van kerkelijke strijd tevens, kwam Fontanus met de troepen van Johann Casimir in 1577 in de Nederlanden. Het volgend jaar werd hij de eerste predikant te Arnhem, dat het centrum van zijn werkzaamheid bleef. Als streng Calvinist en ook zedenmeester had hij grote invloed, zette de overheid naar zijn hand, werkte krachtig aan het welzijn van het gymnasium en aan de oprichting van de Hogeschool te Harderwijk en nam, in opdracht van de Gelderse Synoden, de Reformatie in alle delen van het oude hertogdom ter hand, tot in Kleef en Gulik toe. Zijn zinspreuk was: Jehova regnat. Zijn latere leven is vergald door het opkomen van het Remonstrantisme, dat hij weinig minder dan het Anabaptisme en het Rooms-Katholicisme bestreed. Fontanus was voorzitter van de vergadering te Amsterdam van afgevaardigden van alle kerken in de Nederlanden om aan de Staten-Generaal het bijeenroepen van een nationale synode te verzoeken (15 Sept. 1615).Lit.: L. H. Wagen aar, De Hervormer van Gelderland (1898); J. W. Staats Evers, J. F., Arnhems eerste predikant en zijn tijd (1882); Biogr. Wbk. v. Prot. Godgeleerden in Ned., III, 89-94.