Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jochem van BRUGGEN

betekenis & definitie

Afrikaans prozaschrijver van Nederlandse afkomst (Groede, Zeeuwsch-Vlaanderen, 21 Sept. 1881), is een broeder van de Afrikaanse schrijver en dichter dr J. R.

L. van Bruggen („Kleinjan”) te Potchefstroom. Hij kwam in 1892 naar Zuid-Afrika, vocht in 1899 met de Boeren mee en moest daardoor zijn studie opgeven. Hij werd ten slotte boer, maar sinds 1914 wijdt hij zich meer en meer aan de letterkunde. De nog tamelijk romantische novellen uit zijn eerste jaren zijn gebundeld in Op Veld en Bande (1920), nadat hij met Teleurgestel, een roman uit de Tweede Vrijheidsoorlog, in 1917 de Hertzogprijs had behaald. Die Burgemeester van Slaplaagte (1922) werd in 1924 gevolgd door zijn meesterwerk: het eerste deel van Ampie {Die Natuurkind, in 1934 door prof.

M. Bokhorst in een uitg. voor Nederland bewerkt). Ampie, dat men de Camera Obscura van de Afrikaner zou kunnen noemen, maakte Van Bruggen tot de leidende figuur in het Afrikaanse realisme.Hij wordt de veel nagevolgde uitbeelder van het leven der minder bevoorrechte plattelandsbevolking, vooral van de „arme blanken”. Hij is geen tendens-schrijver, maar tekent — diep bewogen door de degeneratie van zovele Voortrekkernakomelingen — zijn figuren met fijn psychologisch begrip en begrijpende humor. Men noemt in Zuid-Afrika Ampie „de eerste werkelijke mens” in de Afrikaanse letterkunde. Van Bruggen heeft dit hoge peil in zijn latere werk niet gehandhaafd, ook niet in Ampie II en III (1928 en 1932).

Hierin komt de zwakke structuur van zijn verhalen te zeer tot uiting. Verschillende van zijn boeken, ook Ampie, werkte hij om tot toneelstukken.

Bibl.: (behalve gen. werken) Booia (1931); In die Gramadoelas (1931); Die Sprinkaanbeampte van Sluis (1933); Haar Beproeving (1934); Die Noodlot (1939); Damwal (1945).

Lit.: P. C. Schoonees, Die Prosa van die Twede Afrikaanse Beweging, 2de dr. (Pretoria-Kaapstad, 1927), p. 173-197; G. Dekker, Afrikaanse Literatuurgeskiedenis (Kaapstad 1935); P.

J. Nienaber, Die Afrikaanse Roman-Tematologie (Amsterdam 1938), p. I35-I53.

< >