(1) een bekend geschiedschrijver uit het adellijk Portugees geslacht Lupo de Barros (Viseu .of Braga 1496 - Ribeira de Alitêm bij Pombal 20 Oct. 1570), trad reeds op jeugdige leeftijd in dienst van koning Manuel en ontving aan het hof een uitstekende opvoeding. In 1522 benoemde koning Joao III hem tot gouverneur van het kasteel Sao Jorge da Mina, welk ambt hij waarnam tot 1525 toen hij werd benoemd tot schatbewaarder van het Casa da India.
In 1535 gaf de koning hem de provincie Maranhao in Brazilië, onder voorwaarde, dat hij er volksplantingen zou stichten hetgeen echter mislukte.Reeds op jeugdige leeftijd was de Barros bedreven in de wiskunde en uitstekend bekend met Latijn en Grieks. Bovendien gevoelde hij zich zeer aangetrokken tot de geschiedenis, hetgeen blijkt uit zijn letterkundig werk dat hij begint met de Crónica do imperador Clarimundo, 1520 (dat hij heeft opgedragen aan Joao III). Voorgevende dat hij zijn schepping uit het Hongaars had vertaald, maakte hij gebruik van een overlevering, volgens welke graaf Henrique, de vader van Afonso Henrique, een zoon zou zijn van een Hongaar sen koning. De roman had veel succes en werd nog in de 18de eeuw herdrukt. Vervolgens schreef hij, behalve enkele kleine werken, Rhópica pneuma of Mercadoria espiritual (geestelijke koopwaar) (1532), een samenspraak waarin de Tijd, het Verstand, de Wil en de Rede aan het woord komen. Verder: Dialogo da viciosa vergonha en een Portugese spraakkunst (beide 1540); de Dialogo de Jodo de Barros com dois filhos seus sobrepreceitos marais (1563) en de Panegiricos do grande Jodo de Barros, het ene werk opgedragen aan de Infante Maria en het andere aan koning Joao III.
Zijn Geografia en Africa zijn verloren gegaan, doch het boek dat hem onsterfelijk heeft gemaakt, ook in de ogen van niet-Portugezen, is Asia, het werk dat hem een plaats geeft onder de grote geschiedkundigen der wereld (1552-1563; een vierde decade in 1615) en dat de geschiedenis der Portugezen in het Oosten behandelt. Daar bij hem steeds de bedoeling voorzat de roem van zijn vaderland te verkondigen, is hij sterk partijdig en bekijkt hij alles van een Portugees standpunt.
Lit.: Agostinho de Gampos, Antologia Portuguesa.
(2), Portugees schrijver, tijdgenoot van den historieschrijver van die naam, schreef behalve enkele geschiedwerken (bijv. zijn Antiguidades de Entre Douro e Minho) een Espelho de casados (Spiegel der gehuwden) (1540, herdr. 1874).
Lit.: Fidelino de Figueiredo, Historia de la literatura portuguesa (Barcelona 1927).
(3), Portugees schrijver en dichter (Figueira da Foz 1881), promoveerde in 1904 in de rechten aan de universiteit te Coimbra, werd in 1910 directeur van het L.O. en naderhand directeur van het M.O. en secretaris-generaal van het ministerie van Onderwijs. In ig22 maakte hij deel uit van de intellectuele commissie die den President der Republiek, Dr António José de Almeida naar Brazilië vergezelde en in 1925 volgde zijn benoeming tot Minister van Buitenlandse Zaken. Reeds op 16-jarige leeftijd publiceerde hij zijn werk Versos, later gevolgd door Algas (1899) en Opomar dos sonhos (igoo) en andere kleine werken, ook op het gebied van opvoeding en onderwijs. Het werk dat hem evenwel onder zijn tijdgenoten een grote naam gaf, was het gedicht: Anteu (1912). Elf jaren later verscheen zijn Sisifo, dat eveneens tot zijn yermaardheid bijdroeg. Van zijn verdere dichtwerken noemen wij: Ode d Belgica, D.
Jodo, Omga; d Patria en een bundel getiteld Vida Vitoriosa. Als prozaschrijver publiceerde hij, behalve werken op onderwijsgebied, Caminho da Atldntida, Portugal, terra do Atldntico en Alma do Brasil, welke gewijd zijn aan een Portugees-Braziliaanse toenadering, die in hem een vurigen verdediger had. Na een reis door Griekenland schreef hij: Grécia, musa do Ocidente. Verder verschenen van zijn hand: O Caramurü (1935), Os deuses do Olimpo (1936), Brasil (1938) en een door hem in 1909 te Brussel gehouden lezing, La littérature portugaise.
Lit.: Carlos Sombrio, Joao de B. (1936, m. voorrede van J. de Carvalho).