(Hebreeuws: „Jahwe is vader”), zoon van Zeruja, dochter van Isaï en alzo een zusterszoon van koning David, wiens veldoverste hij was. Hij voerde het bevel in de latere oorlogen van David en behaalde doorgaans de overwinning.
Met eigen hand doodde hij Absalom, die tegen zijn koninklijke vader was opgestaan. In de latere regeringsjaren van David koos hij partij voor de kroonpretendent Adonia en werd, volgens de wens van David, terstond na de troonsbestijging van Salomo door deze ter dood gebracht bij het altaar, waar hij bescherming had gezocht.Lit.: P. Heinisch, Geschichte des A. T.s (Bonn 1949).