Doopsgezind theoloog (Zaan-dam 19 Oct. 1810 Amsterdam 25 Mei 1859), was in 1834 predikant te Koog en Zaandijk, promoveerde in 1836 te Leiden, werd in 1837 predikant te Amsterdam en in 1849 hoogleraar aan het Doopsgezind Seminarium. Van Gilse nam een eigen plaats in onder de godgeleerden van zijn dagen.
Zijn liberale Schriftbeschouwing, waarin hij onderscheid maakte tussen „den blijvenden inhoud en den voorbijgaanden vorm” bracht hem in conflict met Is. da Costa; maar ook met de toenmaals invloedrijke Groninger Richting polemiseerde hij. Ook op practisch gebied heeft hij zich bewogen; hij was een vooraanstaand man in de Doopsgezinde Zendingsvereniging, het Nederlands Bijbelgenootschap, de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de Vereeniging tot Ziekenverpleging te Amsterdam.Bibl.: Verspreide en nagelaten Schriften van Dr J. van Gilse (5 dln), uitgeg. en voorzien van een uitvoerige levensbeschrijving door Prof. P. J. Veth (A’dam 1860-’61).
Lit.: D. Harting, Nieuwe Jaarboeken voor Wetenschappelijke theologie II; S. Muller, Levensbericht van J. v. G., Hand.
Maatsch. v. Lett. 1859; Chr. Sepp, Ter nagedachtenis van J. v. G., Godgeleerde bijdr. 1859; H.
J. Koenen, Levensbericht van J. v. G. (Jaarb. Kon.
Akad. 1859); Doopsgez. Bijdragen 1887; 1901.