Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jan van der NOOT

betekenis & definitie

Jonker, Vlaams dichter (Brecht ca 1540 - Antwerpen ca 1595), moest wegens deelneming aan het mislukte Calvinistische oproer te Antwerpen (Mrt 1567) naar het buitenland uitwijken en verbleef achtereenvolgens te Londen (waar hij wellicht Lucas de Heere en Edm. Spenser leerde kennen), in het Rijnland (waar hij Coornhert aantrof) en in Frankrijk, waar hij te Parijs de beroemde Ronsard ontmoette (1578).

In dit laatste jaar als Katholiek te Antwerpen teruggekeerd, toonde hij er zich na de overgave (1585) beslist Spaansgezind, doch leefde er in zeer berooide omstandigheden. Omstreeks 1595 verliest men zijn spoor.Zijn eerste werk, Het Bosken (1567), herinnert nog aan de rederijkers en aan Marot, maar vertoont tevens de invloed van Petrarca en Ronsard. Het (te Londen verschenen?) Theatre oft Toon-neel (1568), waarvan Franse, Engelse en Duitse bewerkingen bestaan (resp. 1568, 1569 en 1572), bevat, naast vertalingen uit Petrarca en Du Bellay, vier sonnetten naar de Apocalyps, alsmede een hevig Calvinistisch pamflet in proza. Het groot allegorisch-episch gedicht, Cort begrijp der XII. Boecken Olympiados (1579), is een brokstuk van Das Buch Extasis, dat reeds drie jaar vroeger in het Duits was uitgegeven. Van 1580 tot 1595 verschenen De Poeticsche Werken, waarvan de bibliografie wellicht nooit volledig zal worden en die eigenlijk uit vrij talrijke verzamelbundels bestaan, waarvan wel is waar de titel, doch niet de inhoud helemaal dezelfde is, al vindt men onder de aldus verspreide gedichten de mooiste, die deze dichter ooit heeft geschreven.

Als vroeg-renaissancist heeft Van der Noot de beeldspraak in onze letterkunde vernieuwd. Bovendien heeft hij alhier het sonnet en de ode geïntroduceerd, samen met het tienlettergrepig vers en de alexandrijn, terwijl hij zich ook als taalzuiveraar verdienstelijk heeft gemaakt. Eerst in de 19de eeuw is hij, dank zij Stallaert (1856), Verwey (1895) en Vermeylen (1899), ten volle naar waarde geschat geworden.

DR W. VAN EEGHEM

Bibl.: Bibl. der Poeticsche Werken d. L. Willems in Versl. en Mededeel, v. d. Kon. Vlaamse Acad. 1921; uitgave v. Bosken en Theatre d.

W. A. P. Smit (1952); bloemlezing uit het gehele oeuvre d. A. Verwey, Gedichten van Jonker Jan van der Noot (1895) ; enkele later ontdekte gedichten zijn uitg. d.

F. Kossmann in De Gulden Passer, nieuwe rks. VIII (1930).

Lit.: A. Vermeylen, Leven en Werken van Jonker J. v. d. N. (1899); F. Prims in Versl. en Mededeel, v. d. Kon. Vlaamse Acad. 1929 en 1937; W.

A. P. Smit, Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw (1939); Cath. Ypes, Petrarca in de Nederl. Letterk. (1934); W. B.

J. Pienaar, Edmund Spenser and Jonker J. v. d. N. in English Studies VIII (1926).

< >