stichter van het rondreizend „Vlaamse Volkstoneel” (Gent 10 Mrt 1885 - Nice 27 Febr. 1929), promoveerde in 1907 in de Letteren te Gent. Van 1908-1914 leidde hij opvoeringen van klassieke en moderne toneelwerken in verscheidene steden van het Vlaamse land.
In 1908 stichtte hij te Gent de „Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel en Voordrachtkunst”. In 1911 trad hij in het huwelijk met Dolly Peuteman, die later een gevierde actrice werd aan zijn zijde. In 1914 gemobiliseerd bij het vervoerkorps, werd hij de bezieler van het zgn. „Vlaamsch Fronttooneel”, nl. de „Vlaamsche Afdeeling van den Schouwburg der Koningin”, met hoogstaand Nederlands en Europees repertoire. In 1920 richtte hij „Het Vlaamsche Volkstooneel” op met kern van „Fronttooneel” en van „Tooneelgezelschap der Vlaamsche Oudstrijders” (V.O.S.), o.w. Staf Bruggen en Edgar De Pont die de hoofdspelers waren geweest van de „Vlaamsche Schouwburg voor Krijgsgevangenen” te Göttingen in Duitsland; voorstellingen door gans Vlaanderen en in Noord-Nederland, in schouwburgen, dorpszalen en openlucht, gemiddeld 200 vertoningen op 50 verschillende plaatsen per jaar. De Gruyter verzaakte zijn ambt van atheneumleraar te Gent om de leiding te aanvaarden van dit „Vlaamsche Volkstooneel”.
Toen hij in 1922 benoemd werd tot directeur van de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg te Antwerpen, kwam het Vlaamsche Volkstooneel met nieuwe theatrale inslag onder de artistieke leiding van johan de Meester Jr. - WiesMoens (1923-’24) en vervolgens van Johan de Meester - Jan Boon (1924-’29). In 1928 ziek geworden, overleed hij te Nice. Op 11 Mrt 1929 had zijn uitvaart te Antwerpen plaats, gevolgd door de bijzetting op het kerkhof te Gentbrugge. Een De Gruyter-boek met historische bijdragen werd vijf jaar na zijn dood (1934) uitgegeven door het „De Gruyter-genootschap”, en in 1949 hadden De Gruyter-herdenkingen plaats te Gent en te Antwerpen met de medewerking van de Koninklijke Toneelschool Gent en het Nationaal Toneel van België. Hetzelfde jaar werd te Gent het „Dr De Gruyter-Juweel” opgericht ter bevordering van de voordrachtkunst.In de opvatting van deze baanbreker van het modern toneel in Vlaanderen stonden de elementen spel en woord in een rustige verhouding tot elkaar. Hij formuleerde zijn doel als regisseur „een eigen, tot in het uiterste verzorgde speelstijl waarbij, behalve op een stevig ensemble dat de toeschouwer pakt en gespannen houdt, vooral ook op de schoonheid en de zuiverheid, op de eindeloze emotieve mogelijkheden van het woord, de nadruk wordt gelegd”.
JAN BOON