Sr, (gen. Jan C.), Nederlands toneelspeler, -directeur en -regisseur (’s-Gravenhage 8 Juli 1855 - 9 Febr. 1931), debuteerde in 1876 bij Het Ned.
Tooneel in Sofonisbe; ging in 1882 over naar de Rotterdamse afdeling, verbond zich in 1884 bij het gezelschap van Le Gras en Haspels aldaar, werd in 1885 hoofdredacteur van De Haagsche Courant en richtte het Kunstweekblad De Lantaarn op. Hij verbond zich in 1887 wederom bij Le Gras en Haspels, werd in 1890 met Van Korlaar directeur van de Tivoli Schouwburg te Rotterdam; verbond zich in 1895 wederom bij Le Gras en Haspels, tevens als regisseur en in 1898 als lid der directie, was sinds 1901 na ontbinding van dit gezelschap vele jaren geëngageerd bij de Kon. Ver. Het Ned. Tooneel te Amsterdam (laatstelijk als regisseur), vervolgens bij het Hofstad Tooneel.Tevens was hij jarenlang leraar in de toneelspeelkunst aan de Amsterdamse toneelschool. In 1921 trok hij zich van het toneel terug. Hij had in de jaren 1890-91 in Tivoli voor die tijd moderne en naturalistische voorstellingen gegeven, o.a. Sudermann’s Heimat, Giocosa’s Droeve Min, waarin hij resp. Schwartze en Giulio speelde, verder drama’s van Ibsen en Nederlandse toneelstukken, o.a. van Van Nouhuys, Couperus. Ook had hij zelf enige toneelstukken op zijn naam staan, zomede novellen en gedichten. Hij was getrouwd met de actrice Gusta Poolman.
Bibl.: Alles voor moeder, dramatische schets (Amsterdam 1878); Piet de ondermeester, id. (Amsterdam 1879); Ik heb een stuk geschreven, blijspel (Amsterdam 1884); Suzanna, drama (’s-Gravenhage 1885); Zij, een triest verhaal, tooneelsp., in: Het Masker, II, 2 (’s-Gravenhage 1922).
Lit.: J. L. Walch, Ons hedendaags Tooneel (Leiden 1922); Onze Tooneelspelers (Rotterdam 1912).