Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jacqueline van der WAALS

betekenis & definitie

(Elisabeth), Nederlands dichteres (’s-Gravenhage 26 Juni 1868 - Amsterdam 29 Apr. 1922), dochter van de volgende, verwierf de acte geschiedenis M.O., was als lerares werkzaam te Doorn en te Bloemendaal, alsmede aan de School voor Maatschappelijk Werk te Amsterdam. Haar eenvoudige lyriek bereikte een onverwacht hoogtepunt in haar laatste verzen, geschreven in het aangezicht van de dood, en in een diepe religieuze overgave.

De verschijnselen van leven en natuur worden in haar poëzie tot religieuze symbolen, waardoor deze soms doet denken aan Jan Luyken.Bibl.: Verzen (onder pseud. U. E. V., 1900); Nieuwe verzen (1909, 1922); Iris (1918); Laatste verzen (posthuum, 1923); Noortje Velt (roman, 1907); Sören Kierkegaard (1920); In ’t bloemhofke (bloemlezing uit lyriek van vroeger tijden, 1921); Laatste verzen (1922); Gebroken kleuren, bloemlezing d. R. Houwink (1939).

Lit.: A. C. S. De Koe, Levensbericht, in: Jrb. Mij Ned. Lett. (1923); P.

H. Muller, Bibliografie, in: Opwaartsche Wegen, IV (1926); B. Verhoeven, in: De zilveren spiegel (1931).

< >