Russisch schrijver (gouvernement Simbirsk 18 (6) Juni 1812 St Petersburg 27 (15) Sept. 1891), studeerde te Moskou tegelijk met Ljermontow en Bjelinski zonder dat er contact tussen hen ontstond. Hij was daarna aan enige ministeries o.a. als censor werkzaam.
Hij verwierf grote bijval met zijn eerste roman Obyknowennaja istorija (Een alledaagse geschiedenis, 1847), door Bjelinski dadelijk als een meesterwerk begroet. Zijn hoofdwerk is de roman Oblomow (2 dln, 1859), getiteld naar de hoofdpersoon, een edelman, goed van inborst en aanleg, maar feitelijk een slachtoffer van de lijfeigenschap, doordat, daar zijn talrijke bedienden en knechts hem al het werk uit handen nemen, hij de behoefte aan arbeid niet kent en tot ledigheid vervalt. Deze Oblomow is meer dan een karakter; hij is een symbool. Zijn ten slotte volslagen gemis aan energie wordt zijn ondergang.
De namen Oblomow en Oblomowsjtsjina zijn in Rusland spreekwoordelijk geworden.Bibl. : Obryw (De afgrond, 2 dln, 1870); Fregat Pallada (2 dln, 2de dr. 1862, beschrijving van een reis om de wereld) ; Tsjetyre Otsjerka (Vier schetsen, 1881); Verz. Werken, uitgeg. d. Glazoenow (12 dln, 4de dr. St Petersburg 1916), d.
Marx (12 dln, ald. 1899); Duitse vert. d. F. Frisch en A. Scholz (4 dln 1922).
Ned. vert. v. Oblomow d. E. Bukowska (Amsterdam 1938), Duitse vert. d.
W. Jollos (1945).
Lit.Mazon, Un maître du roman russe (Paris 1914) ;E. Ljats kij, G. (Stockholm, 3de dr .1920, Praag 1925, in het Russ.) ; B. Neumann, Die G.-Forschung, 1918-1928, in: Zeitschr. f. Slav.
Philol. VII (1930) ; L. Stil man, Oblomovka revisited, in: American Slav. and East Eur. Review VII (1948).
