(1) Bij haar ontwikkeling konden de natuurwetenschappen slechts tijdelijk tevreden zijn met toestellen, die konden worden vervaardigd door de handwerkslieden. Op den duur werden de eisen zo hoog, dat voor de vervaardiging der instrumenten specialisten nodig waren, de instrumentmakers. Een der eerste instrumentmakers was Leonardo da Vinci (1452-1519), die de wipbank, de voorloper van de draaibank, uitrustte met een inrichting om schroeven te snijden.
De tijdrekenkunde en de zeevaartkunde vroegen in de 16de eeuw om uurwerken, kompassen en verrekijkers. De draaibank deed haar intrede ca 1550. Vervolgens gaf de ontwikkeling der natuurkunde in de tweede helft der 17de eeuw nieuwe impulsen aan de instrumentmakerskunde. Het glasslijpen, reeds nodig voor de constructie der kijkers, werd van nog meer belang door de uitvinding van de microscoop. De Delftenaar Anthonie van Leeuwenhoek (1632-1723) was hierin een van de besten. De techniek der vacuumpompen werd beoefend door Samuel Joosten van Musschenbroek (1639-1682) en zijn neef Jan van Musschenbroek (1687-1748), beiden te Leiden.
Nederland speelde zowel op glasslijp- als op luchtpompengebied een zeer voorname rol. Engeland nam de leiding in de 18de eeuw over, om die in de 19de eeuw af te staan aan Duitsland.Het glasblazen moet uitgevonden zijn bij het begin van onze jaartelling, maar is ook in de tweede helft der 17de eeuw tot grotere ontwikkeling gekomen onder de invloed van de eisen, gesteld voor barometers en thermometers. Beroemde glasblazers waren Giuseppi Moriani te Florence en Gabriël Daniël Fahrenheit (1686-1736) te Amsterdam. Zij gebruikten een alkohol-blaasvlam in plaats van het oudere houtskoolvuur. In latere tijd werd de instrumentmakerskunde verrijkt met nieuwe methoden: het bedekken van onedele metalen met edeler metalen langs electrolytische of chemische weg, platineren van glas, kathodeverstuiving, kwartsblazen, insmelten van metaaldraden in glas en kwarts, ontgassen van voorwerpen in vacuum, ophangdraden van galvanometers e.a., bolometers.
Aan de andere kant verloor de instrumentenkunde een groot deel van haar werk aan de moderne seriefabricage in fabrieken, waar de instrumenten aan de lopende band worden vervaardigd door personen, die een zeer bepaalde handgreep wel tot in de perfectie kennen, maar niet in staat zouden zijn het gehele instrument te bouwen. Voorbeelden: kijkers, microscopen, electrische meters, thermometers.
Een speciale instrumentenmakersschool is verbonden aan het Kamerlingh Onnes Laboratorium te Leiden. Overigens is de normale wijze van opleiding van instrumentmakers deze, dat jongens, afkomstig van de ambachtsschool, als leerling aankomen in de werkplaatsen der physische, chemische en andere laboratoria.
(2) is in de muziek de wetenschap van de bouw en de geschiedenis van de muziekinstrumenten (z muziek, instrumentenleer).