Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Ina boudier-bakker

betekenis & definitie

Nederlands romanschrijfster (Amsterdam 15 Apr. 1875). Haar werken geven in zorgvuldige, zij het soms van taal te weinig gestyleerde milieutekening de zorgen en noden weer van het familieleven, waarin zij de achtergrond peilt van persoonlijk gemis en eenzaamheid, waarvan in het bedrijvig bestaan van alledag de mensen zich slechts vaag bewust zijn.

Haar boeken munten uit door gevoelige karaktertekening en boeiende, eenvoudige verhaaltrant. Na aanvankelijke Scandinavische invloed komt haar realisme tot bloei in haar beide bundels Kinderen (1905) en haar meesterwerk Armoede (1909). De kleine roman De Straat (1924) is een voortreffelijk werkje, raak van psychologie, maar met een somber fond. Grote opgang maakte De Klop op de Deur (1930) waarin het leven van drie Amsterdamse generaties wordt beschreven, hoewel dit werk beperkt van visie en historisch oppervlakkig is.

Bibl.: Machten (1902); Verleden (drama, 1903); Het Beloofde Land (1903); Wat komen zal (1904); Het hoogste recht (drama, première 1906); Grenzen (1907); Een dorre plant (1909); De ongeweten dingen (1915); Het Spiegeltje (1917); Aan den overkant (1920); In de engte (1922); De Blijde Geboorte (1923); De Moeders (1925); Springvloed (1926); Twee voeten (1928); Tooverlantaam (1928); Hagar (1933); Saraï (episch gedicht, 1933); Vrouw Jacob (1935); Ester (drama 1938); Geeft acht! (poëzie uit de bezettingsjaren, 1948).

Lit.: Dirk Coster, Verzameld Proza I (1925); P. H. Ritter Jr., De vertelster weerspiegeld. Leven en werken van I. B.-B. (Amsterdam 1931).

< >