Oudarabische naam, die o.a. gedragen werd door de bekendste Oudarabische dichter vóór de Islam. Hij leefde in de zesde eeuw en behoorde tot het koningsgeslacht van de stam Kinda in Nedjd.
Nadat zijn vader door een vijandelijke stam was verslagen en gedood, leidde Imroe’oel-Kais een zwervend leven en trachtte hij de heerschappij weer te erlangen. Onjuist is het verhaal dat hij zich hiervoor in 530 naar het hof van keizer Justinianus te Constantinopel zou hebben begeven, die hem het bevelhebberschap over de Arabische stammen aan de grens gaf, en dat hij op zijn terugreis te Ankara stierf. De van hem in een diwan bewaarde gedichten zijn uitgegeven door W. M. de Slane (Le divan d’Amro’l-kais, Paris 1837). De echtheid van de aan hem toegeschreven gedichten wordt in twijfel getrokken.Lit.: F. Rückert, Amilkais der Dichter u. König (Stuttgart 1843, herdr. Hannover 1924); W. Ahlwardt, The Divans of the Six Ancient Arabic Poets (1870).