of hydrolytische splitsing is het optreden van een reactie met water. In de anorganische chemie bedoelt men hiermede meer speciaal de reactie van zouten van zwakke zuren of zwakke basen met water, waarbij een alkalische reactie (soda, natriumacetaat), resp. een zure reactie (aluminiumsulfaat, ammoniumchloride) optreedt.
De oorzaak is gelegen in de dissociatie van het water zelf in waterstof- en hydroxylionen, doordat deze eerste zich met de anionen van het zwakke (dus weinig gedissocieerde) zuur verbinden resp. de hydroxylionen met de kationen van de zwakke base. Dientengevolge treedt een verdere dissociatie van het water op, waardoor er dus resp. meer hydroxyl-, resp. meer waterstofionen ontstaan dan in neutraal water het geval is, d.w.z. de reactie wordt alkalisch, resp. zuur.De oudere, ontoereikende formulering was voor het geval van natriumacetaat CH3COONa + H20 ⇄CH3COOH + NaOH. In wezen echter zijn er twee ionen-evenwichten:
H20 ⇄H++ OH- en CHaCOO- + H+⇄ CH3COOH.
In sommige gevallen kan de hydrolyse in plaats van tot basen of zuren ook tot de vorming van bijv. basische zouten leiden.
De theorie van Brönsted van de zuren en basen (z base) geeft ook hier een duidelijker beeld: de natriumacetaatoplossing reageert als base, doordat het acetaat-ion zo gemakkelijk een waterstof-ion kan opnemen.
In de organische chemie kent men ook tal van reacties, waarbij formeel een molecule water wordt opgenomen, en die dan ook hydrolyse worden genoemd (z hydratatie). Voorbeelden zijn de splitsing van esters in alkohol en zuur (verzeping), de splitsing van polysacchariden in enkelvoudige suikers, zoals de hydrolyse van zetmeel tot glucose en de splitsing van polypeptiden in aminozuren (z eiwitstoffen). Deze hydrolyse geschiedt niet door rechtstreekse opname van een molecule water, maar meestal onder de invloed van hydroxylen/of waterstof-ionen, of van enzymen, zoals esterasen enz.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR.
Lit.: R. P. Bell, Acid-base catalysis (Oxford 1941).