komt altijd neer op het meten van hoogteverschillen. In de landmeetkunde past men drie methoden toe:
1. Barometrische hoogtemeting, z barometer, barometrische hoogtebepaling.
2. Trigonometrische hoogtemeting. Het hoogteverschil tussen twee punten wordt berekend uit de met de theodoliet gemeten helling van de lichtstraal, die de beide punten verbindt, en de afstand tussen de punten. Wordt deze helling in één der punten gemeten, dan moet met het oog op de straalbuiging een bepaalde waarde voor de refractie-coëfficiënt van de lucht worden aangenomen. Word tin beide punten gelijktijdig gemeten, dan wordt in de berekening de invloed van de straalbuiging geëlimineerd. Bij een afstand van bijv. 10 km is de middelbare fout in het hoogteverschil ca 0,25 m bij eenzijdige metingen en 0,15 m bij tweezijdige metingen.
3. Waterpassing*. Dit is de nauwkeurigste der drie methoden.
PROF. IR R. ROELOFS
Lit.: R. Montigel, Barometrische hoogtemeting in de tropen (Wageningen 1927).