een onderdeel der practische theologie, is de wetenschap van de prediking, haar wezen, inhoud, samenstelling, voordracht in de eredienst. De benaming dateert uit de 17de eeuw, in de middeleeuwen werd het vak ars praedicandi, ars praedicatoria of ars concionandi genoemd.
In de homiletiek wordt allereerst de zeer leerzame geschiedenis der homiletiek behandeld. Daarbij wordt bijv. gelet op de invloed van de profane rhetoriek in verschillende perioden en op de betekenis van bepaalde geestelijke stromingen (bijv. de Verlichting of het Piëtisme) voor de prediking. Naast deze geschiedenis behandelt de homiletiek het wezen der preek en haar plaats in de eredienst, de stof van de preek, bepaald door de tekst en verschillend naar het kerkelijk jaar en de aard van de samenkomst. Bij de behandeling van de vorm der preek wordt achtereenvolgens gesproken over: de bestanddelen der preek, de verdeling of dispositie, inleiding en slot (peroratie), uitwerking, taal en stijl en ten slotte over voordracht, uitspraak, houding en gebaren.PROF. DR G. SEVENSTER
Lit.: A. Vinet, Hist. de la prédication parmi les réformés de France au 17 siècle (1860); J. Hartog, Gesch. v. d. predikkunde in de Prot. Kerk van Nederland (*1865); F. R. Albert, Die Gesch. der Predigt in Deutschland bis Luther (1892); H.
Hering, Die Lehre von der Predigt (1905); P. Kleinest, Flomiletik (1907); A. E. Garvie, The Christian Preacher (1920); M. Reu, Homiletics (1922); T. Hoekstra, Geref. homiletiek (1926); A. van Veldhuizen, Hoe maakt men zijn preek (1933); W.
Trillhaas, Evangelische Predigtlehre (1935); K. H. Miskotte, Om het levende woord (1948) ;S. F. H.J. Berkelbach van der Sprenkel en P.J. Roscam Abbing, Handb. voor de Prediking, 2 dln (1948-1949)