gevestigd te Amsterdam, is in 1933 ontstaan als voortzetting van de Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika, welke in dat jaar samen ging met de Hollandsche Bank voor de Middellandsche Zee. In 1935 werd de Hollandsche Bank voor West-Indië overgenomen, en in 1939 en 1941 nog enige kleine in Nederland werkzame banken.
De H.B.U. heeft thans kantoren in Nederland (Amsterdam, ’s-Gravenhage en Rotterdam), de Nederlandse Antillen, Argentinië, Brazilië, Venezuela, Israël en Turkije. Zij is door deze buitenlandse vestigingen dè Nederlandse overzeebank. Haar internationaal bedrijf richt zich niet slechts op de financiering van de im- en export tussen Nederland en de landen waar haar kantoren zijn gevestigd, doch ook op het internationale goederenverkeer in het algemeen, zo o.a. op het belangrijke verkeer tussen Zuid-Amerika en de V.S., en tussen het Nabije Oosten en Zuid-Amerika.
De buitenlandse kantoren spelen ook, wat het locale bedrijf in de verschillende plaatsen van vestiging betreft, een belangrijke rol. Per 1 Juli 1949 bedroeg het geplaatste kapitaal ƒ 10 millioen, de open reserves ƒ 5 millioen. De jaarverslagen bevatten een schat van gegevens over de economische situatie in die landen waar de H.B.U. werkzaam is.
L. VAN ZWOL