Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HIPPARCHOS

betekenis & definitie

Grieks astronoom (Nicaea, Bithynia, ca 190 - ca 125 v. Chr.), die eerst in zijn geboorteplaats, daarna op Rhodos en waarschijnlijk ook te Alexandrië werkzaam was.

Hij stelde een geocentrische planetentheorie op, waarin hij ter verklaring van de onregelmatigheden in de planetenbeweging gebruik maakte van epicykels en excenters. Dit stelsel zou ca 300 jaar later zijn voltooiing vinden in de Almagest van Ptolemaios*. Voorzover bekend, was hij de eerste die in zijn astronomische theorieën stelselmatig gebruik maakte van koordenrekening (een Griekse vorm van trigonometrie); hij berekende daartoe een koordentafel (aequivalent van een sinustafel). Aan hem zijn verschillende verbeteringen in astronomische instrumenten en waarnemingsmethoden te danken. Hij stelde een catalogus samen van 850 vaste sterren, waarvan hij de plaatsen aangaf door de coördinaten lengte en breedte. Hij bepaalde de lengte van het tropisch jaar op 365d 5h 55m 12S (ca 6,5 min te lang) en de gemiddelde synodische omloopstijd van de maan op 29d i2h 44m 2S,5 (slechts is fout), zich daarbij bedienend van waarnemingen en berekeningen van de Babylonische astronomen Naburiannu en Kidinnu.

Ook verbeterde hij de schattingen, die Aristarchos van de gemiddelde afstanden en de diameters van zon en maan gemaakt had. Zijn eigen waarden, uitgedrukt in de straal van de aardaequator zijn de volgende (thans geldende waarden tussen () ): Zon: afstand 2490 (23439). Diameter 242/3 (218,8). Maan: afstand 67⅓ (60,27). Diameter 2/3 (0,54). Door vergelijking van de door hem waargenomen plaats van Spica (6° van het herfstpunt) met de 154 of 166 jaar eerder door Timocharis gemeten positie (8° van het herfstpunt) ontdekte hij de praecessie; het door hem gevonden bedrag is 46",8 of 43",4 per jaar (ware waarde 50",4 per jaar).DR E. J. DIJKSTERHUIS

Bibl.: In Arati et Eudoxi Phaenomena commentaria, uitg. en vert. d. K. Manitius (Leipzig 1894); Die geogr. Fragmente der H., hrsg. v. H. Berger (1870).

< >