Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HIEROGLYPHEN

betekenis & definitie

zijn één der soorten van Egyptisch schrift. De naam dateert evenals die van het hiëratisch en demotisch uit de Grieks-Romeinse tijd, toen inderdaad de hiëroglyphen nog slechts voor heilige (hiëros) op steen gebeiteld (glypho) inschriften toegepast werden en het hiëratisch uitsluitend door priesters gebruikt werd (hiëratikos) voor godsdienstige boeken, terwijl het demotisch* het door het volk gebruikte (demolikos) schrift van het dagelijkse leven was.

De eerste twee benamingen passen intussen in het geheel niet op de vroegere toestand.Toen waren de hiëroglyphen het voor alle doeleinden gebruikte gewone schrift der Egyptenaren. Daaruit ontwikkelde zich reeds in de oudste tijd bij het schrijven met een pen op papyrus een schrijfschrift, waarin de beelden van het hiëroglyphenschrift uit de aard der zaak vereenvoudigd werden. Dit is het hiëratisch, dat dus gedurende de gehele oudere Egyptische geschiedenis het profane schrijfschrift is. In de loop der tijden werd dit hiëratisch steeds cursiever. Een zeer jong en cursief stadium in deze ontwikkeling is het demotisch, dat ten slotte verdrongen is door het Griekse schrift, dat echter met een paar demotische tekens werd aangevuld. Dat is het schrift, waarin de taal van de Christelijke tijd, het Koptisch*, geschreven is.

Met het Griekse schrift werden ook tekens voor de klinkers overgenomen, die in het hiëroglyphenschrift niet werden weergegeven. Daardoor is het Koptisch het enige stadium van de Egyptische taal, waarvan wij de klinkers kennen.Het hiëratisch schrift loopt steeds van rechts naar links, oorspronkelijk in verticale, na het Middel-Rijk in horizontale regels. Ook voor de hiëroglyphen is de richting rechts naar links normaal, doch hier kan deze, indien het uit decoratief oogpunt wenselijk is, omgekeerd worden. De hiëroglyphen stammen van het beeldschrift* af— enkele oude inschriften zijn zelfs nog zuiver beeldschrift — en minder dan één ander schrift verloochenen zij de oorsprong: de Egyptische tekens zijn te allen tijde goed herkenbaar, soms, in zorgvuldige inscripties, zelfs zeer gedetailleerde en mooi gekleurde afbeeldingen van allerlei levende wezens en voorwerpen gebleven. De ideogrammen, tekens, die het afgebeelde voorwerp of een daarmee nauw verbonden voorstelling aanduiden (bijv. de zonneschijf betekent zon of dag), zijn trouwens altijd een belangrijk bestanddeel van het hiëroglyphenschrift gebleven. Reeds in de oudste tijd kenden de Egyptenaren phonetische tekens, die een klank vertegenwoordigen. Zij verkregen deze door toepassing van het beginsel van de rebus, doordat zij ideogrammen gingen gebruiken om andere gelijkluidende woorden of gedeelten daarvan te schrijven alsof wij dus het lidwoord den of de tweede lettergreep van Leiden met de afbeelding van een den zouden schrijven.

Deze rebusmogelijkheden werden nu zeer verruimd, doordat de Egyptenaren in hun schrift alleen met de medeklinkers rekening hielden, een feit dat voortvloeit uit de aard hunner taal en het oorspronkelijke ideografische schrift. Terwijl men bijv. het woord voor ,,huis;’ altijd met dezelfde summiere afbeelding van een huis schreef, sprak men dit woord met zeer verschillende klinkers, al naar het min of meer nauw met andere woorden of voornaamwoorden verbonden was; de medeklinkers veranderden echter nooit, wat zij in onze talen wel doen: huis — huizen. Zo kon men een teken gaan beschouwen als een weergave van een combinatie van medeklinkers, zelfs waar deze niet tot dezelfde lettergreep behoren. De benaming lettergreeptekens (syllabische tekens), die men wel aan treft, is dus verkeerd. Het teken „huis” (Egyptisch: par) stelt voor p + r en kan staan voor: par, per, pör, epra enz. Nu waren er verder in het Egyptisch korte woorden, die nog slechts uit één medeklinker met klinker bestonden, bijv. het woord voor „mond”: ra. Bij toepassing van het boven beschreven systeem stelde het teken „mond” dus nog slechts een r voor en kon voor het schrijven van een r in alle woorden worden gebruikt, m.a.w. de Egyptenaren hebben op deze wijze alphabetische, één-consonanttekens gevonden.

Zij hadden daarmee de mogelijkheid zuiver-alphabetisch te schrijven en al hun andere tekens (woordtekens en meerlettertekens) over boord te gooien. Zij hebben dit echter niet gedaan, doch bleven ook verder woordtekens schrijven, waarvan de lezing nu door de toevoeging der één- of meer-lettertekens verduidelijkt werd. Wel werd het hierdoor mogelijk de woordtekens zeer te vereenvoudigen. Voor alle mogelijke namen van bomen kon men nu met één teken „boom” volstaan, de toegevoegde één -of meer-lettertekens preciseerden het bedoelde woord. Daardoor zakten veel woordtekens af tot de functie van algemene aanduidingen: hier wordt een dier, een plant, iets abstracts bedoeld. Wij spreken dan van determinatieven (bepalingstekens).

Na verschillende mislukte pogingen tot ontcijfering der hiëroglyphen, mislukt vnl. door het vaste geloof, dat de hiëroglyphen allerlei diepzinnigheden symbolisch uitdrukten, kreeg men in het begin der 19de eeuw een sleutel in handen door de vondst van de steen van Rosette* in 1799. Hierop stond een opschrift in hiëroglyphen, demotisch en Grieks. Blijkens dit laatste was het een edict van een Ptolemaios (196 v. Chr.). Nadat de namen in het demotische gedeelte met die in het Grieks geïdentificeerd waren, toonde de Engelse natuurkundige Young de identiteit van demotische en hiëroglyphische tekens aan. Voortbouwende op de kennis van enkele, nu door de naam Ptolemaios ontcijferde tekens en op het juiste vermoeden, dat in hiëroglyphische inschriften de koningsnamen in een ring (cartouche) waren ingesloten, trachtte hij voorts, gedeeltelijk met succes, ook andere namen te lezen.

Het was voor Champollion* weggelegd deze tastende pogingen tot zekerheid te brengen en ze daarna met bewonderenswaardige snelheid uit te breiden, eerst tot de namen van Oudegyptische pharaonen, daarna tot woorden buiten de cartouches. De mogelijkheid tot een bewijs van het reeds vermoede en vermeerdering daarvan opende zich door de ontdekking van een nieuw monument met Griekse en hiëroglyphische inscripties in de tempel van Philae (1815). Hierin kwam de naam Kleopatra voor, een naam die gelukkig enkele letters met die van Ptolemaios gemeen heeft. Een vergelijking toonde de juistheid aan van de lezing, die men voor sommige tekens reeds had vermoed. Spoedig kon Champollion nu ook andere namen van Ptolemaeën en Romeinse keizers lezen en verkreeg zo een beperkt alphabet. In 1822 gelukte het Champollion een belangrijke stap verder te doen en de echt-Egyptische namen van Ramses en Tothmes te lezen.

De genialiteit van Champollion blijkt vooral uit de snelheid, waarmee hij nu verder in het Egyptisch doordrong; reeds spoedig kon hij eenvoudige inschriften werkelijk lezen. In 1824 verschijnt zijn Précis du système hiiroglyphique. Daarmee waren de hiëroglyphen ontcijferd, al viel er natuurlijk nog veel aan te vullen en te verbeteren.

De belangrijkste fout bij de ontcijfering gemaakt, een fout waaraan de Egyptologie zich slechts langzaam heeft weten te ontworstelen, is deze: bij de namen der vreemde koningen en keizers, die het eerst ontcijferd werden, had men ook de klinkers in deze namen willen weergeven en zich daartoe beholpen met tekens, die eigenlijk medeklinkers zijn. De eerste ontcijferaars kwamen dus tot de conclusie, dat sommige tekens klinkers weergaven en pasten dit ook toe voor de vroegere taalperiodes. Dit punt is lange tijd een der hartstochtelijkst omstreden vraagstukken in de Egyptologie geweest. Thans zijn de voorstanders van Egyptische klinkertekens echter vrijwel uitgestorven,

DR A. DE BUCK

Lit.: K. Sethe, Vom Bilde zum Buchstaben, m. naschr. v. S. Schott (Leipzig 1939); A. Scharff, Archaeol. Beitr. z.

Frage der Entstehung der Hieroglyphenschrift (München 1942) (een poging om uit de vorm van in de hiëroglyfen afgebeelde voorwerpen de tijd van hun ontstaan af te leiden); A. de Buck, Egypt. gramm. (Leiden 1941, 2dedr., 1944); Idem, Egypt. leesboek (2 dln, Leiden 1941); B. H. Stricker, De indeeling der Egypt. Taalgesch., diss. Leiden (1945).

< >