Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HEVEA

betekenis & definitie

Aubl., is een plantengeslacht uit de fam. der Euphorbiaceeën of Wolfsmelkachtigen, dat voorkomt in geheel tropisch Brazilië, tot aan de Caraïbische Zee en tot in de Andes. Er zijn een 12-tal soorten bekend.

Het zijn bomen, met melksapvaten in de bast, verspreid geplaatste, lang gesteelde, drietallige bladeren, die periodiek afvallen (het zgn. winteren der bomen) en met zgn. extraflorale nectariën aan de bladstelen. De eenslachtige bloemen zijn klein en vormen min of meer samengestelde, pluim- of trosvormige bloeiwijzen; de centrale bloemen van de zijasjes zijn in de regel vrouwelijk, de andere mannelijk. Ze hebben alle een vijf-lobbige kelk en missen een bloemkroon. De mannelijke bloemen hebben vijf tot tien meeldraden, waarvan de helmdraden tot een zuiltje vergroeid zijn, waarop de helmknoppen in een of twee kransen staan en een rudimentair vruchtbeginsel. De vrouwelijke hebben een driehokkig bovenstandig vruchtbeginsel en een zittende drielobbige stempel; ze worden door insecten bestoven; in elk hokje zit één zaadknop; de vrucht heeft een verhoute wand, splijt in drie stukken uiteen, die elk met twee kleppen openspringen; de zaden zijn groot, voorzien van een caruncula en behouden slechts kort hun kiemkracht; door lage temperatuur wordt de duurzaamheid echter bevorderd. Tot dit geslacht behoort, als voor de mens belangrijkste soort, H. brasiliensis Müll.Arg., de rubberplant (z rubber) bij uitnemendheid, die overal in de tropen gekweekt wordt.

Het is aan de planter Wickham te danken, dat in 1876 een grote hoeveelheid zaden uit Brazilië naar Engeland is vervoerd, waar meer dan 7000 zaden in de botanische tuin te Kew, binnen 14 dagen kiemden. Van hier werden de jonge kiemplanten in zgn. Wardse kisten naar de tropen der Oude Wereld vervoerd, waar men in verschillende botanische tuinen nog bomen, hiervan afkomstig vinden kan. Van deze bomen werd zaad gewonnen, dat voor de aanleg van rubbertuinen gebruikt werd.De melksapvaten komen in concentrische mantels gerangschikt in de bast voor; ze vormen een netwerk, waarvan alle delen met elkaar communiceren, terwijl ook in radiale richting tussen de mantels verbinding bestaat; het aantal mantels is uiteraard onder aan de stam groter, dan meer naar boven toe. Het zaad bevat in de kernen 20-30 pct vette, drogende olie, die inferieur is ten opzichte van lijnzaadolie, doch toch wel voor verf- en vernisbereiding gebruikt wordt. Het hout komt alleen als brandhout in aanmerking,

DR A. KLEINHOONTE

Lit.: A. Steinmann, De Ziekten en Plagen van Hevea brasiliensis in Ned.-Indië (Buitenzorg 1925); W. Bobilioff, Anatomy and Physiology of Hevea Brasiliensis (Batavia 1930); I. H. Burkill, A Dict. of the Econ. Products of the Malay Peninsula, I p. 1143-1162 (Londen 1935); A. Ducke, Révision of the Genus Hevea Aubl., mainly the Brasilian Species, in Arch. do Inst. de Biologia Vegetal 2, 217-246 (1935).

< >