noemt men de wegen, die in vorige eeuwen gebruikt werden door de Duitse kooplieden op hun tochten naar het Westen. Andere wegen, met name dwarsverbindingen, worden slechts in uitzonderingsgevallen als hessenwegen aangemerkt.
De naam komt het eerst voor in een oorkonde van Karel de Grote, die in de 10de of 11de eeuw vervalst is. Men heeft de benaming hessenweg vaak in verband gebracht met Duitse voerlieden uit Hessen, maar het is zeer de vraag of men daarmede juist heeft gedaan. Een van de curieuze verschijnselen bij deze wegen is, dat zij alle gericht zijn op de stad Utrecht. Bij Barneveld lag het eerste punt van splitsing: de noordelijke weg liep over Hattem (pas in later eeuwen over Zwolle) naar Dalfsen en zo naar Coevorden; een andere weg ging via Assel, Apeldoorn, De Teuge en Deventer naar het Oosten, en een derde leidde van Barneveld over Meulunteren in Z.O. richting in de richting Nijmegen. Ook de Teuge was een belangrijk kruispunt; hier scheidde zich een weg in zuidelijke richting af, die zich verder in de hessenweg van Borculo voortzet naar Stadtlohn. Een tweede bijzonderheid is, dat deze wegen geen steden en dorpen verbinden, maar om deze vormen van nederzetting heen lopen. Men heeft wel eens de mening verdedigd, dat de hessenwegen geen gewone openbare wegen zijn geweest, maar koningswegen of viae regiae, van hogerhand aangelegd voor strategische of administratieve doeleinden en zonder verband met de al vroeg in deze gewesten gestichte kerken en parochies.MR G. J. TER KUILEJR
Lit.: J. Gimberg, Hessenwegen en hessenkarren, in: Archief ,,de Graafschap”* 1931, blz. 215 e.v.; F. Leyden, De Hessenwegen en hun beteekenis voor den plattegrond der IJselsteden, in: Versl.en med. Overijss. Regt en Gesch., LVI (1940), blz. 52 e.v.; Idem, Oude wegen op de Veluwe, in: Gelre, XLIII (1940), blz. 93 e.v.