(Grieks: -odos), Grieks episch en didactisch dichter, afkomstig uit Askra in Boeotië, leefde in de 8ste eeuw v. Chr. en was dus vermoedelijk een iets jonger tijdgenoot van Homerus.
Van zijn leven is alleen bekend, wat uit zijn eigen werken blijkt, nl. dat hij een bescheiden landgoed bewerkte, met zijn broeder Perses onenigheid heeft gehad over de vaderlijke erfenis, zich op de dichtkunst heeft toegelegd en ook eenmaal naar Euboea is gegaan om als dichter-voordrager op te treden bij de begrafenis van koning Archidamas van Chalcis. Hij dichtte: i. de Theogonie (1022 versregels), een poging om de oude Griekse godenwereld systematisch in genealogieën te rangschikken en aldus tevens een wereldbeschouwing ten beste te geven. 2. de Werken en Dagen (828 verzen), waarin hij aanvankelijk zijn broeder Perses wijst op de door Zeus gestelde rechtsorde en de noodzaak van gestage arbeid; daarna beschrijft hij de landbouw, vervolgens de zeevaart, voegt daaraan algemene leefregels toe en eindigt met een opsomming van gunstige en ongunstige dagen. Aan deze twee werken zijn door dichters van zijn school soortgelijke gedichten toegevoegd: een lijst van door Zeus beminde vrouwen (daaruit is overgebleven een gedeelte, dat in hoofdzaak het Schild van Herakles beschrijft, en ook die titel draagt), de Vogelwichelarij enz.Hesiodus is een ernstig man, die een ietwat sombere kijk op het leven heeft, maar toch vol vertrouwen tot de goden opziet en de waarde van noeste arbeid beseft. Zijn poëzie is wat stroef, maar in beschrijvende gedeelten zeer aanschouwelijk en in betogende stukken vaak treffend van scherpte en eenvoud tevens. De Hellenistische dichters volgden hem vaak na.
PROF. DR B. A. VAN GRONINGEN
Bibl.: de Theogonie uitg. door F. Jacoby (1930); de Werken en Dagen door U. v. Wilamowitz (1928); beide door P. Mazon m. Franse vert. (1928) en door L. Giovanacci (Milano 1948).
D. J. van Lennep heeft Werken en Dagen in het Nederl. vertaald (Amsterdam 1823).
Lit.: P. Waltz, Hésiode et son poème moral (1906); F. Schwenn, Die Theogonie des H. (1934); I. Sellschop, Stilistische Untersuchungen zu H. (1934); C. Buzio, Esiodo nel mondo greco (1938).