is de spanning van de schedelinhoud (= intracraniële druk). Schedel en wervelkanaal vormen een ruimte met vaste wand waarvan de inhoud practisch constant is.
De inhoud van schedel en wervelkanaal bestaat uit het centrale zenuwstelsel en zijn uitlopers, de liquor cerebrospinalis, bloedvaten en hersenvliezen. Het volume van het centrale zenuwstelsel is constant; het totale volume moet dus op peil worden gehouden door de hoeveelheid liquor en de hoeveelheid bloed. Een schematische doorsnede van schedel en wervelkanaal vindt men hierbij. Het harde hersenvlies in de schedel ligt tegen het schedeldak aan.Bij de overgang naar het wervelkanaal splitst het harde hersenvlies (dura mater) zich in een buitenblad dat de binnenzijde van het wervelkanaal bekleedt en een binnenblad dat als een zak in het wervelkanaal hangt. Tussen het binnen- en buitenblad van het harde ruggemergsvlies bevindt zich de zgn. epidurale ruimte waarin zich een uitgebreide adervlecht bevindt, de plexus venosus vertebralis. De spanning van de durazak wordt bepaald door de bloeddruk in de plexus venosus vertebralis. Deze plexus werkt als een balg ten opzichte van de dura-inhoud.
Onder normale omstandigheden is de druk in de durazak en dus ook de hersendruk gelijk aan de veneuze bloeddruk. Deze veneuze druk nu is zeer afhankelijk van de lichaamsstand. In aderen die boven het hart zijn gelegen is de veneuze druk negatief. Hetzelfde geldt voor de hersendruk. Terwijl de hersendruk in zijligging gemeten ongeveer io cm water bedraagt, wordt bij verticale stand de • druk binnen de schedel negatief. Direct onder de kruin heerst bij staan of zitten een druk van ca —20 cm water.
Wanneer zich in de schedel een gezwel of een vochtophoping ontwikkelt, wordt een met dit gezwel overeenkomende hoeveelheid liquor uit de vaste schedelholte verplaatst naar de durazak in het wervelkanaal.
Deze durazak zet daardoor uit en comprimeert de plexus venos vertebralis. In de gecomprimeerde veneuze plexus stijgt de bloeddruk en deze verhoging van de veneuze bloeddruk doet zich wederkerig gelden in de durazak en daarmee op de hersendruk. Op deze wijze stijgt de hersendruk, hetgeen ziekteverschijnselen kan veroorzaken.
Tekenen van een verhoogde hersendruk zijn:
1. hoofdpijn,
2. wazig zien (door stuwingspapil),
3. langzame pols,
4. braken,
5. uiteenwijken der schedelnaden (bij kleine kinderen),
6. vergroting van de sella turcica,
7. vingervormige indeukingen van het binnenblad der schedelbeenderen, waardoor dit er op de Röntgenfoto uitziet als geslagen zilver.
De stuwingspapil leidt na verloop van tijd tot blindheid wanneer de neurochirurg niet tijdig een mogelijkheid tot ontspanning verschaft. Behalve door verhoging van de hersendruk kunnen ook ziekteverschijnselen ontstaan door verlaging van de hersendruk. Wij zien dit o.a. nu en dan na een lumbale punctie. De patiënt klaagt dan over hoofdpijn, misselijkheid en neiging tot flauwvallen zodra hij uit de liggende houding overeind komt.
DR A. VERJAAL