of onkruidbestrijdingsmiddelen kan men in twee groepen verdelen:
1. middelen, die alle plantengroei vernietigen;
2. middelen, die de onkruiden in de gewassen sterk beschadigen of doden, terwijl de betrokken gewassen zelf weinig of geen schade ondervinden (selectieve middelen).
De onder 1 genoemde middelen worden in het bijzonder gebruikt voor het schoonhouden van spoorbanen, wegen, wegbermen, fabrieksterreinen en opslagplaatsen. Behalve natriumchloraat wordt ook natriumarseniet toegepast.
2. Bij de middelen, die een selectieve werking hebben, onderscheidt men twee groepen:
a. de middelen, die alleen de eenjarige onkruiden doden;
b. de middelen, die ook de wortelonkruiden doden.
Tot de eerste groep behoren kalkstikstof, kleurstoffen en koolwaterstoffen, tot de tweede de groeistoffen.
Kalkstikstof en kleurstoffen worden in het bijzonder gebruikt tegen de onkruiden in granen. Het eerste wordt in de vorm van korreltjes vroeg in de morgen over het bedauwde of beijzelde gewas gestrooid, wanneer de graanplanten 4-6 bladeren hebben gevormd. Onkruiden als herik, hennepnetel, korenbloem, klaproos, melde, muur en veelknoopsoorten kunnen op deze wijze bestreden worden. Ook enkele éénjarige onkruidgrassen kunnen ernstig beschadigd worden. Kleurstoffen (zouten van dinitro-orthocresol (afgekort DNC)) en verwante verbindingen worden op het gewas gesproeid. Zij hebben daarbij dezelfde werking als kalkstikstof.
De bespuiting voert men uit bij droog weer. Hoewel de bovengenoemde middelen in het bijzonder selectief zijn ten opzichte van granen, wordt kalkstikstof ook wel gebruikt op aardappelpercelen voordat deze boven de grond komen of op bietenland enige tijd voordat gezaaid wordt. Met DNC-bevattende middelen heeft men, in zwakkere concentraties, ook wel eens succes met de bestrijding van de zeer gevoelige herik en hennepnetel in vlas en erwten.
Terwijl voor kalkstikstof en DNC alleen de granen weinig gevoelig zijn, heeft men sinds kort koolwaterstofverbindingen gevonden, waarvoor schermbloemigen (Umbelliferen) ongevoelig zijn. Met deze middelen kan men dus onkruid bestrijden in worteltjes, selderij en peterselie. De toepassing dient te geschieden wanneer de onkruiden nog klein zijn. Ook straatgras, dat soms zeer hinderlijk kan zijn in bedden worteltjes, wordt op deze wijze gedood.
Groeistoffen (vooral derivaten van mono- en dichloorphenoxyazijnzuur) hebben een veel langzamer werking, maar het grote voordeel is dat men ook wortelonkruiden zoals akkerdistel, klein hoefblad, russen, boterbloemen en weegbree kan bestrijden. Ook hiervoor zijn de Gramineeën weinig gevoelig, zodat deze middelen vooral in grasland en in granen worden toegepast. De groeistoffen, die zowel door de wortel als door de bovengrondse delen van de plant worden opgenomen, veroorzaken misvormingen: verdikte en gekromde stengels en stengeldelen, bovengrondse wortelvorming enz. Ten slotte ontstaan in het weefsel scheuren, van waaruit rotting optreedt, die de planten tot afsterven brengt.
PROF. DR A. J. P. OORT
Lit.: Onkruidbestrijding met chemische middelen. Versl. en Med. v. d. Plantenziektenk. Dienst (Wageningen, no 111, 1949); Tuinbouwgids 1950, blz. 264-267. Dep. van Landbouw enz. Den Haag.