Engels navigator en ontdekkingsreiziger (ca 1565-in Amerikaans Arctisch gebied na 23 Juni 1611), werd in 1607 uitgezonden door de Muscovy Cy om langs de Noordpool een doorvaart te vinden naar China. Op deze eerste tocht (1 Mei - 15 Sept. 1607) voer hij zover mogelijk langs Groenlands oostkust en vervolgens naar Spitsbergen; hij kwam tot ruim 80° N.Br. waar het ijs hem tot terugkeer dwong.
Op deze reis ontdekte hij Jan Mayen-eiland (door hem Hudson’s Touches genoemd); zijn belangrijk rapport over de grote rijkdom aan walvissen rond Spitsbergen gaf de stoot tot het ontstaan der Engelse walvisvaart in dit gebied, spoedig gevolgd door die der Nederlanders e.a. Het jaar daarop belette bij een nieuwe poging het ijs hem wederom de doorgang. Eind 1608 kwam Hudson naar Nederland, waar hij in onderhandeling trad met de OostIndische Compagnie. Begin 1609 werd een contract gesloten, waarbij Amsterdam hem de „Halve Maen” (80 ton) ter beschikking stelde, ten einde „benoorden Nova Sembla om” de weg naar China te vinden. Op 4 Apr. uit Amsterdam vertrokken, was de „Halve Maen” begin Mei bij Nova Zembla; de bemanning was onwillig en reeds na enkele dagen besloot Hudson eigendunkelijk te pogen zijn doel via de N.W. Passage te bereiken.
Hij voer westwaarts en bereikte de oostkust van Noord-Amerika, waar hij de Hudsonrivier opvoer tot waar thans Albany ligt (Sept. 1609); onderwijl dreef hij handel met de Indianen. Ziende, dat hij langs deze weg evenmin in China zou komen, keerde hij om; hij landde in Engeland (7 Nov.). Reeds op 17 Apr. 1610 ging hij opnieuw scheep, in de „Discovery”, uitgerust door een drietal Engelsen, om de N.W. Passage te vinden. Door de Hudsonbaai voer hij de Hudsonstraat binnen, menend de lang gezochte doorgang gevonden te hebben. Aan het zuidelijk eind er van moest hij overwinteren; men leed ontberingen, er waren zieken en toen in Juni 1611 de terugtocht was aanvaard, brak er muiterij uit. Op de 23ste werd Hudson overmeesterd en met enkele getrouwen en een paar zieken (in totaal negen man) in een kleine boot gezet en aan de golven prijsgegeven; ook Hudsons zoon John, zijn trouwe metgezel op zijn vier beroemde reizen, behoorde tot de slachtoffers van wie men nooit meer iets heeft gehoord.Lit.: G. M. Asher, H. H. the Navigator, i6o7-’i3 (Hakluyt Soc., Ser. I, dl 27, London 1860); F. A.
Janvier, H. H. (1909); S. P. l’Honoré Naber, H. H.’s Reize (Linschoten Ver., dl XIX, 1921); L. Powys, H. H. (Golden Kind series, 1927).