graaf van Arlington (Middlesex 1618 - Euston, Suffolk 28 Juli 1685), koos in de strijd tussen koningsgezinden en Parlement partij voor Karel I. Na de val van het huis Stuart reisde hij in Frankrijk en Italië en was een der raadgevers van den lateren koning.
Bij de Restauratie in Engeland teruggekeerd (1661), werd hij in Oct. 1662 minister van Karel II. Eerst behoorde hij tot hen, die den vorst aanzetten tot de oorlog met de Nederlandse repubiiek (1665-1667). Het was Arlington, met wien tijdens die oorlog Buat zijn correspondentie voerde. Hij intrigeerde tegen Clarendon en werd na diens val lid van het zgn. Cabal-ministerie, waarin hij zich verzette tegen de Triple Alliantie (1668), was een der weinigen, die op de hoogte waren van het Geheim verdrag van Dover (Mei 1670) door Karel II, die hem tot graaf verhief, met Lodewijk XIV gesloten. In 1672 kwam hij, in gezelschap van Buckingham, naar Holland om de vrede tussen de Nederlanden en Frankrijk te bewerken, hetgeen niet gelukte. Doch, waar hij alleen door persoonlijke belangen geleid werd, intrigeerde hij tegen zijn mede-ministers en verried het bestaan van bovengenoemd verdrag aan de tegenstanders.
Sedertdien was hij bij alle partijen gehaat. Ondanks alle zwenkingen en hoewel een aanklacht wegens paapsgezindheid en corruptie in het Parlement werd verworpen, moest hij op 11 Sept. 1674 aftreden. Daarna heeft hij geen rol meer kunnen spelen.Lit.: Violet Barbour, Henry Bennet, Earl of Arlington (1914) ; Arlington’s Letters to Sir W. Temple (1701); David Ogg, England in the reign of Charles II, 2 vol. (1934); G. N. Clark, The later Stuarts 1660-1714 (Oxford Hist. of England, X) (Oxford 1934).