werden reeds in de 18de eeuw toegepast voor hetzelfde doel als hefwerken*. Het vervoer van het schip geschiedt door middel van een rolwagen, die over spoorstaven onder een helling van 1/10 à 1/12 wordt bewogen.
De inrichting is tweeërlei: a. er zijn twee hellende vlakken, die met de top, die een weinig boven het bovenwater reikt, tegen elkaar staan, en b. het hellend vlak eindigt bij het afgesloten bovenpand. Naar beneden gaan de hellende vlakken tot een eind in het benedenwater.
a. In dit geval komt het vaartuig op een wagen met open raamwerk, die de top overschrijdt en naar de andere zijde afdaalt, totdat het schip van de wagen vrijkomt. Deze inrichting is toegepast op het Elbing-Oberlandische kanaal met hoogteverschillen van 19-25 m; zij is dubbelwerkend. Als beweegkracht dient een waterrad. Een eenvoudiger inrichting is de in Nederland bekende overtoom. Op de twee hellende vlakken zijn houten rollen opgesteld; op de samenkomst der vlakken staat een wip of raam, eveneens met rollen. Met een windas wordt het vaartuig opgetrokken, totdat het midden op de wip is gekomen, die dan naar de andere zijde wordt omgezet, waarna het vaartuig wordt afgelaten. De overtoom is alleen geschikt voor kleine platboomsvaartuigen, zoals in polders verkeren.
b. Het vaartuig wordt vervoerd: 1. als onder a beschreven, of 2. drijvende in een trog of schutkamer op wagen. In het eerste geval komt de wagen aan het boveneinde in een schutkamer, die daarna gesloten, met water gevuld en aan de andere zijde geopend wordt om het schip te laten inof uitvaren. In het tweede geval wordt de trog, boven gekomen zijnde, tegen de afsluiting van het bovenpand aangesloten en stevig aangedrukt, waarna de trog met het bovenpand in verbinding wordt gebracht. Deze inrichtingen zijn óf dubbelwerkend óf enkelwerkend met tegengewicht; als beweegkracht dient een stoomwerktuig. De hellende vlakken zijn slechts toegepast voor kleine vaartuigen, maximum 130 ton. De verplaatsing van de vaartuigen geschiedt in lengterichting; alleen te Foxton op het Grand Junctionkanaal (Engeland) geschiedde de verplaatsing volgens het type b 2 in dwarsrichting, waarbij de helling veel steiler kan zijn, nl. 1/4. Het hoogteverschil bedroeg 23 m. De inrichting werd ca 1930 gesloopt.
PROF. IR J. NELEMANS