Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HELGOLAND

betekenis & definitie

een ongeveer driehoekig eiland met vóór Wereldoorlog II de drukstbezochte Noordzeebadplaats van Duitsland, ligt 44,5 km van de kust verwijderd, in de zgn. Duitse Bocht.

Het is 1,6 km lang en tot 0,5 km breed en beslaat een oppervlakte van 0,64 km2 (waarvan het Oberland 0,46 km2 inneemt en het ten Z.O. daarvan aangegroeide Unterland 0,18 km2). Het telde voor Wereldoorlog II ca 4000 inw., die tijdens de oorlog zijn geëvacueerd, en (1950) nog steeds geen verlof hebben om terug te keren. Het Oberland is een tot 56 m hoog, driehoekig blok van bruinrode bontzandsteen, in het W. nog met resten van schelpenkalk bedekt en hier en daar met zwerfstenen uit de ijstijd. De bontzandsteen rust zelf weer op kalkzandsteen- en zandsteenafzettingen uit het Zechstein. Het rijst met steile wanden en losse klippen uit de omgevende, thans door de zee ingenomen cretaceïsche gesteenten op. Naar het O. strekt zich thans een ondiepte (vroeger land) uit, aan de noorden zuidzijde waarvan zich de beide reden bevinden en op ca 1200 m ten O. van het Unterland ligt de Düne, een zandig eiland, 2000 m lang en 400 m breed, dat in 1720 van het eiland werd losgerukt.De branding der zee heeft van het vroeger grotere eiland, vooral aan de westkust, aanzienlijke stukken weggeslagen. In de laatste tijd waren op de meest bedreigde plaatsen muren van granietsteen gebouwd. Het aantal vogels, dat Helgoland gedurende hun trekperioden bezoekt, is groter dan op enige andere plaats van het noordelijk halfrond.

Lit.: B. E. Siebs, Die Helgoländer. Eine Volkskunde der roten Klippe (Breslau 1928); W. Norbert, Helgoland (Bielefeld 1929); H. Merleker, Helgoland (1937); H.

Koehn, Die Nordfriesischen Inseln (Hamburg 1939); R. E. Kaltofen, Helgoland ten dode opgeschreven? Tijdschr. Kon. Ned. Aardr. Gen. (1947).

GESCHIEDENIS

Van ca 1300-1714 behoorde Helgoland tot de hertogen van Sleeswijk uit het Huis-Gottorp, daarna kwam het met het hertogdom, waartoe het hoorde, aan de koningen van Denemarken. In 1807 werd het door de Engelsen veroverd en door dezen als stapelplaats voor smokkelwaar gebruikt. Bij de Vrede van Kiel (1814) stond de Deense koning het aan Groot-Brittannië af. In 1890 kwam het aan het Duitse Rijk, waartegen dit laatste Zanzibar en Witoe in Oost-Afrika aan Engeland afstond (Zanzibar-Helgoland-overeenkomst 1 Juli). Nu werd het eiland een gewichtig punt voor de Duitse krijgvoering ter zee. 28 Aug. 1914 had bij Helgoland een treffen plaats tussen Duitse en Engelse oorlogsschepen, dat de eerste verloren. Op grond van het Verdrag van Versailles (1919) moesten alle kustbatterijen benevens de marinehaven aan de zuidkust verwoest worden.

In Wereldoorlog II speelde Helgoland weer een grote rol. De Geallieerden hebben in 1947-48 door luchtbombardementen de versterkingen vernietigd.

Lit.: Th. Siebs, Helgoland und seine Sprache (1908); Ernst von Möller, Die Rechtsgesch. der Insel H. (1904); Brohm, H. in Gesch. und Sage (1907).

< >