(Hecate), Griekse godin, dochter van Asteria (zuster van Leto) en de titan Perses, of van Zeus en Demeter, een der vele gedaanten, waarin de grote natuurgodin, schenkster van alle aardse goed, werd voorgesteld, en daarom wel gelijkgesteld met Artemis* en Persephone*. Zij werd vooral vereerd in Karië (Klein-Azië), vanwaar zij vermoedelijk afkomstig was.
Volgens Hesiodus, Theogonie 411 vlgg. strekt haar macht zich uit over hemel, aarde en zee en is zij de mensen tot steun in raad en vergadering, in oorlog en bij gymnastische oefeningen, bij rechtspraak, bij jacht en visvangst, bij geboorten. In de gewone opvatting is zij vooral heerseres in de onderwereld, en met name over de zielen der afgestorvenen, die met haar hulp naar de bovenwereld kunnen worden geroepen. Zo werd zij tot godin der toverij, en eveneens (omdat deze bij maanlicht bedreven wordt) van de maan en aldus gelijkgesteld met andere maangodinnen; en ook, omdat toverij daar plaats vindt, van kruiswegen en wegen in het algemeen (o.a. is zij dit als beschermster van de maatschappelijke orde). Zij is als spookgodin omgeven met demonische gedaanten en honden; om haar te verzoenen bracht men haar maaltijden (jonge honden of lammeren). Als godin der driesprongen werd zij gewoonlijk voorgesteld in 3 aan elkaar gegroeide gedaanten, ieder van passende attributen voorzien of als één gedaante met 3 hoofden.Lit.: P. Philippson, Thessalische Mythologie (Zürich 1944), blz. 89 vlgg.