(Wilhelm August), Freiherr, (Bayreuth 20 Aug. 1799 - Darmstadt 22 Mei 1880), derde zoon van de vorige, vocht als luitenant mee bij Waterloo, was daarna een ijverig lid der Studentenburschenschaft en werd in 1833 afgezet als Hessisch staatsambtenaar, omdat hij liberaal was. Hij was lid van het Heidelbergse Voorparlement en van het Frankforter Parlement, waardoor hij 19 Mei 1848 tot voorzitter gekozen werd. 15 Dec. 1848 werd hij voorzitter van het Rijksministerie en op 18 Dec. verdedigde hij het program, dat de Kleinduitse oplossing van het Duitse probleem voorstelde: Pruisens hegemonie en een alliantie met Oostenrijk.
Toen de Pruisische koning echter de keizerskroon weigerde, trad hij op 21 Mrt 184g evenals het rijksministerie af. 20 Mei legde hij ook het lidmaatschap van de Nationale Vergadering neer. Nu ondersteunde hij nog Pruisens pogingen, een Kleinduitse Unie tot stand te brengen en vocht in 1850 mee in Sleeswijk. Maar de reactionnaire staatkunde van het Pruisische ministerie Brandenburg-Manteuffel, alsmede Bismarck’s conflict met de „Fortschrittspartei” in het Huis van Afgevaardigden genazen hem van zijn sympathieën voor Pruisen. Van 1864-1872 was hij Hessisch gezant te Wenen.Lit.: E. Brandenburg, Die Reichsgründung I (2de dr. 1923); F. Meinecke, Weltbürgertum und Nationalstaat (7de dr., 1928); P. Wentzcke, Die hessische Politik in der Zeit der Reichsgründung (1914): F.
Hiemenz, H. v. G. in seinen pol. Grundanschauungen (Zeitschr. f. d. gesamte Staatswiss. LV, 1899).