Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HEERLEN

betekenis & definitie

een gemeente in Z.O.-Limburg (Nederl.), centrum der mijnstreek, is 3356 ha groot en telt (1950) 60 261 inw., van wie 3739 buitenlanders. Hiervan is (1950) 84 pct R.K., 13 pct Prot., 3 pct zonder kerkelijke gezindte.

De gemeente omvat de stad Heerlen (1950) 20 500 inw.; in Heerlerheide 5600; Treebeek (voorzover tot Heerlen behorend) 3800; Nieuw-Einde 2400; Schrieversheide 700; Beersdal 1800; Versiliënbosch 1500; Passart-Nieuwenhagen 1250; Vrank 1600; Molenberg 4600; Caumer 700; Onderste Caumer 160; Benzenrade 350; Heerlerbaan 4000; Heksenberg 900; Rennemig 525; Musschemig 1700; Leenhof (voor zover tot Heerlen behorend) 1500; Terwinselen (idem) 620; Locht, Valkenhuizen en Beitel (idem) 520; Weten 1300; en in Meezenbroek 4000 inw. In het Z.O. raakt Heerlen de op Duits gebied liggende gemeente Horbach.LIGGING EN VERKEER

De bodem van deze gemeente is langs de Geleen en de Caumerbeek opgebouwd uit alluviale aanslibbingsproducten, zandig leem en lemig zand en wordt als weidegrond benut. In het Z. en W. deel worden vruchtbare lössoïden-bodems aangetroffen, die in het centrum van Heerlen rusten op het diluviale grind en zand van het middenterras der Geleen, en in het hoger gelegen gebied, met uitzondering van het heidegebied, op grind en zand van het hoogterras der Maas. In het N.O. gedeelte der gemeente ligt tertiair zand van miocene ouderdom aan de oppervlakte, waarop ter plaatse van de Heksenberg nog een rest plioceen grind voorkomt. In het miocene zand komen lagen bruinkool voor.

Op grotere diepten worden rijke lagen steenkool aangetroffen, door welker ontginning ter plaatse een belangrijke mijnbouw-industrie is ontstaan.

Zilverzand wordt momenteel door diverse ondernemingen ontgonnen ten N.O. en Z.O. van Heerlerheide. Bouwland neemt 1180 ha in, grasland (gedeeltelijk met boomgaarden) 588 ha, terwijl de tertiaire gronden voor een deel met moerasveen en heide zijn bedekt.

Heerlen is de zetel van de Staatsmijnen en Oranje-Nassau Mijnen. Er zijn rechtstreekse electrische treinverbindingen met Maastricht, Eindhoven, Utrecht, Amsterdam, ’s-Gravenhage en Rotterdam. Een mijnspoorweg van de Staatsmijnen loopt van de Staatsmijn Hendrik te Brunssum via de Staatsmijn Emma te Treebeek-Heerlen naar de Staatsmijn Maurits bij Lutterade en is doorgetrokken naar het Julianakanaal, waar Stein een overslaghaven is. De Oranje-Nassau Mijnen hebben een eigen mijnspoorweg.

STADSAANLEG

Heerlen is een moderne stad, waarvan de ontwikkeling begonnen is na de aanleg van de spoorweg (1896) en de exploitatie van de mijnen (1898). Het nieuwe raadhuis (in 1938 begonnen volgens ontwerp van architect ir Peutz) kwam tot stand in 1948.

De geaccidenteerdheid van het terrein is van eigenaardige betekenis voor de vorming van het stadsbeeld en verleent er een natuurlijke schoonheid aan. De dalen van de Geleen en de Caumerbeek, het Aambos en het Imstenraderbos bepalen mede de structuur. Deze gebieden zijn bestemd tot blijvende natuurreservaten, evenals de Heksenberg. Tussen deze in is de bebouwing van de stad tot ontwikkeling gebracht.

In de omgeving liggen mooie oude hoeven en kastelen, zoals Meezenbroek, Terworm, Strijthagen tot Welten met de Weltermolen en het Huis De Doom te Welten. Bekend zijn ook de ruïnes van het Huis Ter Weyer bij Heerlerheide.

NIJVERHEID

De mijnbouw vormt het belangrijkste bestaansmiddel. Er liggen in de gemeente een bruinkoolontginning (Carisborg) en de steenkolenmijnen : de Oranje Nassau I, III, IV en de staatsmijn Emma met cokes-, ammoniak-, kunstmest- en teerfabrieken.

Door de mijnbouw nam de bevolking van (1900) 6312 inw. toe tot (1920) 30269, (1930) 45 300, (1940) 50 498, (1950) 60 261 inw.; ca 8300 vinden in het mijnbedrijf hun bestaan. In 1950 omvatten de mijnwerkers met hun gezinsleden ruim 30 pct van de bevolking der gemeente. Er is voorts kisten-, cementwaren-, chemische, electrotechnische, ijzer-, steen- en glasindustrie, en een confectiefabriek. De landbouw omvat naast akkerbouw tevens melkveehouderij en fruitteelt.

CULTURELE INSTELLINGEN.

Er zijn in Heerlen talrijke onderwijsinstellingen en een ziekeninrichting: het R.K. St Joseph-ziekenhuis. Voorts is er een geologisch museum, een gemeentemuseum met vele Romeinse oudheden, het geologisch bureau van het mijngebied, de R.K. volksuniversiteit, R.K. openbare leeszaal en bibliotheek, het mgr. Schrijnenhuis (retraitehuis voor vrouwen en meisjes). In de gemeente bevinden zich 21 kloosters.

GESCHIEDENIS

Heerlen lag in de Romeinse tijd op een kruispunt van twee militair belangrijke wegen, dat men met een castellum had versterkt, bekend onder de naam „Coriovallum”, waarvan de Tabula Peuteringeriana gewaagt. De voornaamste overblijfselen zijn die van de Romeinse thermen over een oppervlakte van 50 X 50 m, in 1940-1941 in de nabijheid van het stadhuis opgegraven. Het gemeentelijk museum biedt een levendig beeld van dit langdurige, gevarieerde en weelderige verleden ter plaatse. Nadien wordt in 1061 voor het eerst van het dorp Heerlen melding gemaakt. Zijn uitgestrekt gebied blijkt dan in het bezit te zijn van een lid der Franse Karolingische koningstak. Belangrijk is de Brabants-Bourgondische tijd, toen Heerlen een versterkt centrum kreeg, alsmede enige privilegiën van publiekrechtelijk karakter.

Op grond hiervan voerde het Hoofdschepenbankbestuur tot de komst der Franse revolutie-troepen (1793) de fiere titel van „Vrijheid en Hoofdbank Heerlen”. Men treft er nog overblijfselen aan van deze plattelandsvesting (muur en zgn. Schelmentorentje). Tijdens de Republiek is een en ander tot verval gekomen. De R.K. St Pancratiuskerk dagtekent uit ca 1180, waarin invloeden der O.L.Vr. van Maastricht en van de Abdijkerk van Rolduc aanwijsbaar zijn. Zij werd in 1903 belangrijk uitgebreid.

Lït.: P. Overhage, Heerlen das städtische Mittelpunkt des südlimburgischen Bergbaugebietes (1939); Mijnennummers, V.V.V. uitgaven (1931-1941); Het Raadhuis van Heerlen, uitg. Winants, Heerlen (1948).