is een Amerikaanse wet van 13 Febr. 1893 betreffende de aansprakelijkheid van de vervoerder van goederen over zee, die indertijd sterk de aandacht heeft getrokken door de wijze, waarop zij de verschillende risico’s over hem en zijn wederpartij dwingend verdeelde {z Hague Rules). Zij is nog steeds van kracht, hoewel haar toepassing op het vervoer van de V.S. naar den vreemde en omgekeerd, dat thans van takel tot takel wordt beheerst door de op 15 Juli 1936 in werking getreden en op het Brusselse cognossementsverdrag steunende „Carriage of goods by sea act” van 16 Apr. 1936, veel minder te betekenen heeft en zij in het zee verkeer tussen Amerikaanse havens onderling enigermate verdrongen dreigt te worden door laatstgenoemde wet, die dit in haar 13de artikel mogelijk maakt door een hiertoe strekkend beding rechtsgeldigheid te verlenen.
Haar invloed op de ontwikkeling van het recht aangaande de aansprakelijkheid van de vervoerder over zee is zeer groot geweest in de gehele wereld; ook al is zij eigenlijk nergens letterlijk gevolgd, in de hoofdzaken heeft zij op haar gebied haar stempel gedrukt op nagenoeg het recht van alle belangrijke zeevarende landen, vooral ten gevolge van de doorwerking van het Brusselse cognossementsverdrag van 1924 (z Hague Rules), dat haar geest ademt. Ook het Nederlandse art. 470 W.v.K. is met haar voor ogen opgesteld.Lit.: G. H. Robinson, Handbook of Admiralty Law in the United States, blz. 495-549; A. W. Knauth, The American Law of Ocean Bills of Lading, 2de dr. (1941), blz. 107-119, 132-138, 251-253; R. P.
Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr. (1946), blz. 358-367; J. A. L. M. Loeff, Zeerecht (5de dl van J. G.
Kist, Beginselen van Handelsrecht, 3de dr.), §§374-382 (1936); A. Blussé van Oud-Alblas, De Hague Rules in de Brusselsche Conventie 1924, diss. Leiden (1929), blz. 25-32; G. F. Montier, Le Harteract, diss. Parijs (1931).