Duits novellist (Stettin 27 Juli 1848 - Weimar 11 Juli 1909), studeerde in de letteren te Bonn, Berlijn en Halle en werd leraar, o.a. te Berlijn. Sedert 1879 leefde hij als letterkundige in verschillende plaatsen en maakte verscheiden reizen naar Italië.
In de jaren 1884-1886 redigeerde hij te Berlijn de Deutsche Illustrierte Zeitung. Sinds 1902 woonde hij te Weimar als secretaris van de Schillerstichting. Zijn humoristische novellen en zijn historische romans hadden destijds veel succes. Zeer bekend werden zijn schoolnovellen.Bibl.: Novellen: Unter blauem Himmel (1881); Der feige Wandelmar (1883); Der Hexenprediger und andere Nov. (1883); Im Lande der Phäaken (1884); Das Gymnasium zu Stolpenburg (1891); Geschichten aus Hinterpommem (1891); Tante Fritzchen (1899); Neues von Tante Fritzchen (1903); Der eiserne Rittmeister (roman 1890); Willem Raabe (1906).
Lit.: O. Ladendorf, H. H., sein Lebensgang und seine Werke (1908); W. Arminius, H. H. (1909); W. Vulpius,H. H.’s letzte fröhliche Fahrt (1910).
