Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Hans DELBRÜCK

betekenis & definitie

Duits geschiedkundige (Bergen, op Rügen, 11 Nov. 1848 - Berlijn 14 Juli 1929), werd in 1885 buitengewoon en in 1896 gewoon hoogleraar te Berlijn (tot 1921) als opvolger van Von Treitschke. Met deze laatste geleerde leidde hij de redactie van de Preuszische Jahrbücher. Delbrück, die de oorlog van 1870 had meegemaakt, na de slag bij Gravelotte tot officier bevorderd was en van 1874-1879 onderwijzer was geweest van prins Waldemar van Pruisen, was voor alles militair historicus.

De militaire organisatie was voor hem graadmeter van de innerlijke kracht van een staat. Voor hem bestond samenhang tussen deze, de politieke organisatie, de toegepaste tactiek en de strategie. Van 1882-1885 was hij lid van het Pruisische Huis van Afgevaardigden, van 1884-1890 van de Rijksdag, waar hij tot de vrij-conservatieve partij behoorde. Sedert 1894 was hij partijloos.

In 1919 maakte hij deel uit van een door de Rijksdag ingestelde enquête-commissie naar de oorzaken van de nederlaag. Als zodanig oefende hij heftige critiek uit op Ludendorff als strateeg en politicus. Zijn laatste levensjaren waren gewijd aan het onderzoek naar de oorzaken van Wereldoorlog I. Zijn roem als historicus dankt hij vooral aan zijn Geschichte der Kriegskunst, waarin hij overtuigend aantoont, dat de bij de oude schrijvers voorkomende grote getalsterkten der antieke en middeleeuwse legers veelal op fantasie berusten en dat in werkelijkheid de toenmalige legers betrekkelijk klein waren.Bibl.: Leben des Feldmarschalls Grafen Neithardt von Gneisenau (1882, 4de dr. 1921) en een uittreksel uit dat werk (2 dln, 2de dr., 1894); Die Perserkriege und die Burgunderkriege (1886); Historische und politische Aufsätze (1887); Die Strategie des Perikies erläutert durch die Strategie Friedrichs des Groszen (1890); Friedrich, Napoleon, Moltke, Aeltere und neuere Strategie (1892); Die Polenfrage (1894); Geschichte der Kriegskunst im Rahmen der politischen Geschichte (4dln, 1900-’20; dln V, VI en VII, 192836, door E. Daniels en O. Haintz); Erinnerungen, Aufsätze und Reden (1905); Regierung und Volkswille (1914); Bismarcks Erbe (1915); Krieg und Politik (3 dln, 1919); Ludendorffs Selbstporträt (1922); Der Stand der Kriegschuldfrage (1924); Weltgeschichte (5 dln, 1924-1928); Vor und nach dem Weltkrieg (1926).

Lit.: J. F. Schmidt, K. Molinski, L.

Mette, Hans D. (1928); R. H. Bauer, Hans D. in: Bern. E.

Schmitt, Some historians of modern Europe, Chicago 1942.

< >