Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HAIDOEKEN

betekenis & definitie

in het Nederlands meest geschreven Hai- of Heidukken, heetten in het oude Turkse rijk Servische of Bulgaarse Christenen, die in de bossen en bergen gevlucht waren, een zwerversen roversleven leidden en met de Turkse overheersers een soort guerrilla voerden, zodat zij in de Slavische volksliederen als helden werden vereerd. In Hongarije waren het weggelopen boeren, die gewapende benden gingen vormen en soms als huursoldaten in dienst traden van vorsten.

Met hun hulp versloeg de aanvoerder der Protestantse Hongaarse opstandelingen tegen Rudolf II, Stefanus Bocskay, de keizerlijke legers en, vorst van Zevenburgen geworden, gaf hij de Haidoeken in 1605 privileges en territoriale rechten in het comitaat Szabolcs, oostelijk van de Theiss, welke rechten later door de koninklijke regering bekrachtigd werden en o.a. inhielden, dat de Haidoeken in een eigen district (hoofdstad Böszörmény) autonomie genoten, derhalve niet onderworpen waren aan enig comitaatsbestuur. In 1876 werd dit Haidoekendistrict met naburig gebied vergroot en tot een eigen comitaat (Hajdú, spr. uit: Haidoe) gevormd (hoofdstad: Debreczen). De bevolking van dit comitaat was vrijwel zuiver Magyaars en voor 75 pct Protestants (Gereformeerd). In vele Midden en Oosteuropese landen werd Haidoeken ook de benaming van geüniformeerde gerechtsdienaren en van lijfwachten of livreiknechten in dienst van vorsten en hoge edelen.PROF. DR TH. J. G. LOCHER

< >