Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gyula GÖMBÖS VON JÁKFA

betekenis & definitie

Hongaars staatsman en generaal (Murga, comitaat Tolnau, 26 Dec. 1886 - Nymphenburg, bij München, 6 Oct. 1936), stamde uit de Magyaarse landadel. Tijdens Wereldoorlog I diende hij als kapitein bij de Generale Staf.

Na de oorlog kantte hij zich tegen de regering-Karolyi en onder het communistische regime van Bela Kun sloot hij zich aan bij de tegenregering van admiraal Horthy te Szegedin en richtte een uiterst rechtse officiersvereniging op (M.O.V.E.), die na de val van het rode bewind een scherpe vervolging inzette tegen communisten, vrijmetselaars en Joden. In 1920 werd hij tot lid van de Rijksdag gekozen en in het volgende jaar steunde hij de regering-Bethlen bij het onderdrukken van een door ex-koning Karei georganiseerde opstandige beweging. In 1922 werd Gömbös vicevoorzitter van de door graaf Bethlen opgerichte Eenheidspartij, waar hij de vleugel der „rasbeschermers” leidde, welke zich kantte tegen allen die niet van zuiver „Toeraans” (d.w.z. Magyaars) ras waren, in de eerste plaats de Joden, maar ook het Habsburgse Huis.

In zijn gehele politieke leven heeft Gömbös zich doen kennen als een fel nationalist en tevens als een anti-legitimist. Toen graaf Bethlen zich, wegens zijn extreme neigingen, van hem distancieerde, richtte hij in 1923 een eigen partij, de Nationale Onafhankelijkheidspartij, op. In 1928 keerde hij terug naar de Eenheidspartij. Hij werd nu onderstaatssecretaris en het volgende jaar minister van Oorlog.

Op 1 Oct. 1932 werd hij bovendien als opvolger van graaf Karolyi minister-president, welk ambt hij tot zijn dood bleef bekleden. In 1934 verleende de Rijksbestuurder hem de rang van luitenant-veldmaarschalk.Het hoofddoel van Gömbös’ politiek was de revisie van het voor Hongarije zo nadelige Verdrag van Trianon en herstel van Hongarije’s rechtsgelijkheid. Hiertoe streefde hij naar nauwe samenwerking met andere revisionistische mogendheden. In 1934 sloot hij met Italië en Oostenrijk de Protocollen van Rome; het jaar daarop werden de betrekkingen met Duitsland aangehaald. In de binnenlandse politiek bevatte Gömbös’ program o.a. beperking van het grootgrondbezit, beteugeling der kartels, uitbreiding van de macht van de Rijksbestuurder, hervorming van het Hogerhuis.

De uitvoering hiervan stuitte echter op sterke tegenstand. In de laatste jaren van zijn leven onderging hij de invloed van het Duitse nationaalsocialisme; met name herleefde zijn oude ideaal van de raszuiverheid. Op 2 Sept. 1936 legde hij om gezondheidsredenen de portefeuille van Oorlog neer. Na zijn dood werd hij als minister-president opgevolgd door Daranyi.

< >