Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gustaf af GEIJERSTAM

betekenis & definitie

Zweeds schrijver (Jönsarbo 5 Mei 1858 Stockholm 6 Mrt 1909), werd in 1877 student te Uppsala en wijdde zich weldra geheel aan de letterkunde. Hij behoort tot de realistische schrijvers, aanvankelijk in novellen en romans, die voor een deel het leven op het platteland beschrijven.

Na 1890 wordt de toon in zijn werken warmer, soms wat week. De problemen van het huwelijksleven vormen dan het hoofdthema.Bibl.: Novellen: Grakallt (grijs en koud, 1882); Fattigt folk (arme mensen, 1884); Kronofogdens berattelser (de verhalen van de plattelandsburgemeester, 1890). Romans: Erik Grane (1885); Pastor Hallin (dominee H., 1887); Medusashuvud (het hoofd van M., 1895); Mina pojkar (mijn jongens, 1896); Vilse i lifvet (verdwaald in het leven, 1897); Aktenskapets komedi (de comedie van he t huwelijk, 1898); De t yttersta skare t (he eilandje in de branding, 1898); Lyckliga manniskor (gelukkige mensen, 1899); Boken om lillebror (het boek van klein broertje, 1900); Kvinnomakt (vrouwenmacht, 1901); Nils Tufvesson och hans moder (N. T. en zijn moeder, 1902); Sjalarnes kamp (de strijd der zielen, 1904); Farliga makter (gevaarlijke machten, 1905); Den eviga gatan (heteeuwige raadsel, 1907). Dramatisch werk: Aldrig i lifvet (nooit van zijn leven, 1890); Per Olsson och hans karing (P.

O. en zijn vrouw), Lars Anders och Jan Anders och deras barn (L. A. en J. A. en hun kinderen), Förbrytare (misdadigheid) (drie boerendrama’s van 1894). Essays: UrSamtiden (uit de tegenwoordige tijd, 1883);Nya brytningar (nieuwe strijd, 1894).

Lit.: O. Hansson, G. a. G.,in: Litterara Silouetter (Stockholm 1885); D. Springel, G. a.

G. in: Ord och Bild (1901); N. Erdmann, G. a. G., ald. (1909).

< >