is afkomstig van een 30-50 cm hoge struik uit de woestijnstreken (hoogvlakten) van Centraal- en Noord-Mexico en in een zone van de staat Zacatecas op kalkhoudende bodem, Parthenium argentatum uit de familie der Composieten. In 1852 ontdekt door J.
M. Bigelow, werd de plant eerst ca 1900 beter bestudeerd.Onder invloed van Edison en de wens, om de V.S. onafhankelijk te maken van de invoer van rubber, heeft een langjarige selectie gevoerd tot cultuur in Californië. De beste planten bevatten 10-12 pct rubber op droge stof. De winning geschiedt als volgt. De struik wordt fijngemaakt en met water gemengd, waarbij de rubber zich verenigt en boven komt drijven (z gutta-pertja). De Guayule-rubber bevat ca 20 pct harsachtige bestanddelen, welke in aceton oplossen in tegenstelling met Hevea-rubber, welke slechts 3 pct acetonoplosbare stof bevat. Guayule-rubber is vooral na extractie een zeer goed bruikbare rubber, waarvan men gedurende Wereldoorlog II een dankbaar gebruik heeft gemaakt. De in Guayule aanwezige rubber-koolwaterstof is identiek met die van Hevea-rubber.
Lit.: F. E. Lloyd, Guayule (Parthenium argentatum Gray) a rubber plant of the Chihuahuan Desert (Washington 1911); H. W. Taylor, The Processing of Guayule for Rubber (Emergency Rubber Project, 1946).