Wanneer de zon ondergaat bij heldere hemel wordt somtijds waargenomen, dat de allerlaatste lichtflits een heldergroene kleur heeft (sommige beschrijvingen spreken ook van een soort vlammetje,het „blauwe vlammetje”). De vroeger veel aangenomen verklaring dat men hier met een contrast-verschijnsel te doen heeft omdat het oog van het rode licht der ondergaande zon vermoeid zou zijn, moet beslist verworpen worden, omdat gebleken is dat het verschijnsel zich even goed bij zonsopgang kan voordoen.
Het is dus wel zeker dat de kleur echt is en deze kan ook bij waarnemingen in een kijker soms reeds eerder worden waargenomen. Het verschijnsel duurt in de regel kort, enkele seconden. Het is een enkele maal ook bij het verdwijnen van de zon achter een bergrug waargenomen en ook wel eens bij een heldere planeet. De verklaring van de groene straal berust op de verschillende mate van neerwaartse straalkromming, die de verschillende kleuren van het zonlicht ondergaan; daar de blauwe en violette lichtstralen het sterkst gekromd worden, zouden we deze het allerlaatst moeten zien, ware het niet, dat deze in zo sterke mate verstrooid worden op hun lange weg door de dampkring; van de overblijvende kleuren ondergaat het groen de sterkste straalkromming (refractie: z optische verschijnselen i.d. atmosfeer), zodat we dit het langst zien. Voorwaarden zijn een heel goed zicht, een scherpe horizon en liefst een meer dan normale straalkromming (gevolg van een koude onderlaag).DR P. GROEN
Lit.: P. Feenstra Kuiper, De groene Straal (Utrecht 1926); M. Minnaert, De Natuurkunde van het Vrije Veld, I, blz. 58 (Zutfen 1937).