(spr.: -reu) of druiper, besmettelijke geslachtsziekte. Gonorrhoe betekent zaadvloed.
Deze naam is onjuist, doch stamt nog uit de tijd, toen men meende, dat de pus, die bij deze ziekte uit de urethra van de man stroomt (vandaar druiper) zaad was. De ziekte wordt ook wel met blennorrhoe aangeduid. Een juister naam zou gonococcie zijn, sinds wij weten, dat gonococci de ziekte verwekken. Deze ziekteverwekkers zijn in 1879 door Alfred Neisser ontdekt.
Het zijn paarsgewijs in groepen van vier of meer bij elkaar liggende bacteriën, die vaak in de ettercellen worden aangetroffen. Zij kunnen met eenvoudige kleurmethoden microscopisch worden aangetoond; ook kunnen zij op kunstmatige voedingsbodems worden gekweekt. Het is een diplococcus; de vorm lijkt op een van de platte zijde geziene koffieboon. Men spreekt van gonococcus, diplococcus gonorrhoeae en volgens de nieuwste bacteriologische nomenclatuur thans van Neisseria gonorrhoeae.
De gonorrhoe kwam vermoedelijk reeds in de oudste tijden voor. In de Bijbel (Leviticus 15) wordt ten minste over zekere maatregelen gesproken tegen verspreiding van een uitvloed, waarmede waarschijnlijk gonorrhoe is bedoeld. In de middeleeuwen is de gonorrhoe met syphilis verward en als verschijnsel hiervan beschouwd. Later werd de gonorrhoe weer als afzonderlijke ziekte herkend.
De gonorrhoe is gelocaliseerd aan de slijmvliezen, meestal die der geslachtsorganen. De besmetting wordt in de regel overgebracht door geslachtsverkeer. Pasgeborenen kunnen bij de geboorte besmet worden, wanneer de moeder aan gonorrhoe lijdt. Bij deze pasgeborenen zijn dan vaak de ogen aangetast (conjunctivitis gonorrhoica), hetgeen gevaar oplevert voor blindheid.
Ter voorkoming van deze besmetting druppelt men de ogen der pasgeborenen in met een oplossing van 2 pct nitras argenti (zilvernitraat). Besmetting door gebruiksvoorwerpen, toiletartikelen, komt bij kinderen nogal eens voor (gonorrhoe bij meisjes, vulvovaginitis gonorrhoica).VERSCHIJNSELEN BIJ DE MAN
Gewoonlijk 3-5 dagen na de besmetting, soms reeds de tweede dag, bemerkt de patiënt lichte jeuk, branden en steken in de urethra (pisbuis). Het urineren doet min of meer pijn, en er is een verhoogde drang tot urineren. Spoedig komt er etter uit de urethra. De ziekte kan tot het voorste deel van de urethra beperkt blijven (urethritisanterior).
Bij verdere uitbreiding kunnen ook de urethra posterior, de prostaat (prostatitis gonorrhoica), de zaadblaasjes en de bijbal (epididymitis gonorrhoica) worden aangetast. Vooral deze laatste aandoening kan hevige pijn en sterke zwelling der epididymis veroorzaken. Is deze laatste aandoening dubbelzijdig, dan kunnen de afvoerbuizen der beide zaadballen afgesloten geraken, hetgeen steriliteit tot gevolg heeft.
BIJ DE VROUW
De verschijnselen bij de vrouw kunnen zo gering zijn, dat ze onopgemerkt blijven. Vaak gaan zij pas naar de dokter wanneer gebleken is, dat zij iemand besmet hebben. Soms klagen vrouwen met gonorrhoe ook over jeuk en branderigheid aan de geslachtsorganen, verhoogde afscheiding en veelvuldig urineren. Afscheiding uit de vagina (fluor albus witte vloed) berust echter zo vaak op andere oorzaken, dat dit op zichzelf geen aanwijzing behoeft te zijn voor gonorrhoe.
De gonorrhoe bij de vrouw is meestal gelocaliseerd aan het slijmvlies van de urethra (die bij de vrouw veel korter is dan bij de man) en aan dat van de baarmoederhals (cervicitis). De gonorrhoïsche infectie kan ook opstijgen en de eileider aantasten (salpingitis gonorrhoica). Dit kan weer steriliteit veroorzaken. Ook het buikvlies kan ontstoken geraken.
De vagina zelf wordt bij volwassenen zelden ziek, wel bij kleine kinderen en oude vrouwen (andere anatomische bouw).
BEHANDELING
De vroegere behandeling met spoelingen was langdurig en tijdrovend. Na de ontdekking der sulfapreparaten (sulfapyridine, cibazol, percoccide e.d.) was het mogelijk een lijder aan gonorrhoe in enkele dagen te genezen door het innemen van tabletten van deze chemotherapeutica, zonder dat plaatselijke behandeling nodig was. Van 1942 af werden de resultaten der behandeling met sulfapraeparaten steeds minder.
Men neemt aan, dat in de loop van enige jaren de gonococci resistent zijn geworden tegen deze middelen. De behandeling van de gonorrhoe met sulfapraeparaten is nagenoeg geheel verdrongen door het penicilline.
DR R. KOOY
Lit.: J. R. Prakken, Leerboek der Geslachtsziekten (1948).