Brabants geslacht, dat tot stamvader heeft Jan van Glymes, een in 1344 gewettigde en met de heerlijkheid Glymes beleende natuurlijke zoon van hertog Jan II van Brabant en van Isabeau de Gortygin. Het familiebezit is geleidelijk vermeerderd met de nabijgelegen heerlijkheden Walhain, Opvelpe enz.
De achterkleinzoon van deze Jan van Glymes, Jan (I,gest. 1427), werd in 1416 door zijn huwelijk met Johanna van Boutershem heer van Bergen op Zoom.Jan II „metten Lippen” (1417-1494), hun zoon, heeft als krijgsman en gezant het Bourgondische Huis gediend en verkreeg verscheidene voorrechten voor Bergen op Zoom, dat onder zijn bewind de gedaante heeft gekregen die de stad tot ca 1900 heeft behouden. De St Geertruikerk is grotendeels in deze tijd verrezen en de bouw van het Markiezenhof werd aangevangen. Hem worden 50 echte en natuurlijke kinderen toegeschreven, waarvan 36 aanwijsbaar zijn. Uit zijn huwelijk (1444) met Margaretha van Rouveroy werden o.m. geboren: Hendrik (1449-1502), bisschop van Kamerijk (1482) en kanselier van het Gulden Vlies, wiens secretaris Erasmus enige tijd is geweest, Anton (1455-1531), abt van St Truyen en vervolgens van St Bertin, die eveneens in nauwe betrekking tot Erasmus heeft gestaan, Gornelis (1458-1509), heer van Grevenbroeck en (door huwelijk) van Zevenbergen, die de heerlijkheden Heeswijk, Dinther, Schijndel en Berlicum verwierf en wiens zoon Maximiliaan aan Karel V belangrijke diensten heeft bewezen bij diens keizerskeuze, en de opvolger:
Jan III (1452-1532), ridder van het Gulden Vlies sedert 1481 en vóór 1487 gouverneur van Namen. In het laatste jaar huwde hij met Adriana van Brimeu en sedert was hij in toenemende mate op politiek terrein werkzaam. Hij was eerste kamerheer van Philips de Schone, vervolgens van keizer Maximiliaan, en was als vertrouwde raadsman van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk de tegenspeler van Willem van Croy-Chièvres. Tegenover diens op toenadering tot Frankrijk gerichte staatkunde vertegenwoordigde hij de Engels-georiënteerde richting, mede wegens de economische belangen van Bergen op Zoom (Engelse lakenhandel).
Hij stond in nauwe verbinding met de Engelse staatsman kardinaal Wolsey, en het Engels-Bourgondische verdrag van Brugge (1521) was vooral zijn werk. Later kwam het tot een felle strijd met Philibert Naturelli, voortzetter van de politiek van Chièvres, maar uiteindelijk wisten de heer van Bergen en kardinaal Everard van der Marck het pleit voor de vrede te winnen en daarmede de belemmeringen van de handel tussen Engeland en de Nederlanden op te heffen. Zij beiden waren in 1529 de voornaamste adviseurs van Margaretha van Oostenrijk bij het sluiten van de vrede van Kamerijk.
Anton (1500-1541), zijn derde zoon en opvolger, zag in 1533 Bergen op Zoom tot markiezaat en Walhain tot graafschap verheven. Ook hij bevorderde zeer de handel van Bergen op Zoom met Engeland en de plaatselijke nijverheid, de „nieuwe draperie”. Na zijn dood voerde zijn weduwe Jacqueline van Croy (een nicht van Chièvres) tot 1550 het bestuur voor hun zoon Jan IV (z Bergen, Jan IV van Glymes, markies van —). Een andere zoon, Robert (1529-1565), was van 15511564 bisschop van Luik.
Lit.: G. J. F. Slootmans, Jan metten Lippen, zijn familie en zijn stad (1945); A.
Walther, Die Anfange Karls V (1911).