(spr. Dzjoerdzjoe, in het Bulgaars: Gioergewo of Giurgewo), hoofdstad van het Roemeense district Vlajca (Vladsjka), ligt op 430 54' N.Br. en 250 26' O.L.v. Gr. te midden van moerassen op de linkeroever van de Donau tegenover het Bulgaarse Roestsjoek (Russe).
De stad, die ruim 32 000 inw. telt, is door spoorwegen met Boekarest en Zimnicea verbonden; een stoombootveer geeft verbinding met Roestsjoek (met spoorlijn naar Varna, Sofia en Zuid-Bulgarije). Giurgiu is een belangrijke aanlegplaats voor de Donauscheepvaart.Giurgiu dankt zijn betekenis niet alleen aan het aanzienlijke verkeer met de verder stroomafwaarts liggende Roemeense havens, maar ook aan de rol die het vervult in de handelsbetrekkingen tussen Roemenië en Bulgarije. Via de stad worden uitgevoerd hout, graan, zout en petroleum; ingevoerd worden steenkool, ijzer en textiel. De locale industrie omvat: scheepsbouw, houtverwerking en bereiding van suiker.
Giurgiu ligt op de plaats van het oude, door keizer Justinianus gestichte Theodorapolis. De huidige stad werd in de 14de eeuw door Genuezen gesticht en naar hun stedelijke beschermheilige San Giorgio genoemd; in 1594 werd zij door Michael, hospodar van Walachije veroverd. In haar nabijheid behaalde deze met Sigmund Bathory op 27 Oct. 1595 een grote overwinning op Sinan-pasja en 26 Febr. 1770 werd zij door de Russen, na de nederlaag van de Turken, bestormd en verbrand. In Mrt 1771 kwam zij bij capitulatie nogmaals in het bezit van de Russen en daarna korte tijd aan de Turken.
In 1810 kwam de stad in handen van de Russen. In het najaar van 1853 werd Giurgiu door de Russen bezet. Op 7 Juli 1854 werden de Russen onder Soimonow hier door de Turken onder Omar-pasja teruggeslagen.
H. A. BOMER.