zijn de Oosterse kerkgemeenten of kerkgemeenschappen met Oosterse ritus, die na eeuwenlang van de kerk van Rome gescheiden te zijn geweest, sindsdien opnieuw het pauselijk gezag aanvaard hebben en tot de R. K.
Kerk zijn teruggekeerd. Zij behouden eigen Oosterse ritus in de eredienst, eigen kerktaal, eigen organisatie en hiërarchie en zelfs eigen tucht, rechtsgewoonten en wetgeving, onderscheiden van die van de Latijnse kerk. Naar het Annuario pontificio worden thans vijf grote geünieerde Oosterse kerkgemeenschappen onderscheiden, nl. de Alexandrijnse kerk (de Koptische en de Ethiopische), de Antiocheense of Syrische kerk (de Malankarische, Maronitische en de zuiver Syrische kerk), de Armeense kerk, de Chaldeeuwse of Syro-chaldeeuwse (de Chaldeeuwse en de Malabarische) en de Byzantijnse of Griekse kerk (hiertoe behoren: de Albanese, Bulgaarse, Georgiaanse, Griekse, Italo-griekse, Joegoslavische, Melchitische, Roemeense, Russische, Rutheense en de Hongaarse kerk). Deze geünieerde Oosterse kerken behoren ten zelfden titel als de Latijnse of Westerse kerk tot de universele R.
K. kerk en zijn van deze en onder elkander niet territoriaal maar alleen ritueel onderscheiden. De codificatie van het eigen recht der Oosterse kerken wordt thans door de Romeinse Congregatie voor de Oosterse kerken doorgevoerd. Reeds zijn gecodificeerd en verschenen het huwelijksrecht (Motu proprio v. 22 Febr. 1949) en het procesrecht (Motu proprio v. 6 Jan. 1950) aan deze kerken eigen.PROF. DR MAG. w. ONCLIN
Lit.: W. Kohier, Die katholischen Kirchen des Morgenlandes (Darmstadt 1896) ;K.Lübeck,Die christlichen Kirchen des Orients (Kempten 1911); R. Janin, Les Eglises orientales et les rites orientaux (Paris 1935); C. De Clercq, Les Eglises unies d’Oriënt (Paris 1934) ; F.
Talvacchia, Rito romano e Riti orientali (Roma 1947); A. King, The Rites of Eastern Christendom (Roma 1948); P. J. Ha me 11, The Eastern Catholic Churches (Irish Eccles.
Record, 73,1950, 97-115).