is, in eigenlijke zin, een pauselijk schrijven, niet in briefvorm gegeven en niet tot bepaalde personen gericht, door de paus zelf ondertekend, dat enigszins op persoonlijk initiatief van de paus uitgevaardigd wordt (motu proprio = uit eigen beweging). Naar zijn inhoud kan het een kerkelijke wet zijn of een bestuursmaatregel.
Van Innocentius VIII (1484-1492) af werden pauselijke stukken in deze vorm, nl. „motu proprio et ex certa scientia” gegeven. Bekend is et Motu proprio van Pius X, op 22 Nov. 1903, over de gewijde muziek.Door Pius XII werd o.m. in vorm van Motu proprio de wetgeving voor de Oosterse Kerken uitgevaardigd betreffende het huwelijk (Motu proprio „Crebrae allatae sunt”, op 22 Febr. 1949) en over het procesrecht (Motu proprio „Sollicitudinem nostram”, op 6 Jan. 1950). Nochtans worden ook rescripten, d.i. geschreven antwoorden op vragen tot de paus gericht, soms „motu proprio” gegeven; zij gelden dan alsof de vraag niet gesteld werd en de gunst toegekend wordt uit eigen beweging, om de redenen nochtans in de suppliek vermeld (can. 45). Zulke rescripten hebben bijzondere rechtsgevolgen.